les 2

les 2 
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

les 2 

Slide 1 - Diapositive

huiswerk nakijken basis

opdracht 5 BLZ 206
opdracht 10 BLZ 208
opdracht 12 BLZ 208
huiswerk nakijken kader

opdracht 4 BLZ 143
opdracht 7 BLZ 144
opdracht 13 BLZ 146

Slide 2 - Diapositive

leerdoelen basis

4.2.1 Je kunt voordelen en nadelen noemen van enkele spanningsbronnen.
4.2.2 Je kunt uitleggen wat een generator is.
4.2.3 Je kunt benoemen welke spanning er op een stopcontact staat.
4.2.4 Je kunt beschrijven hoe elektriciteit bij jou thuis komt.
4.2.5 Je kunt beschrijven welke spanning veilig is.
leerdoelen kader

4.2.1 Je kunt beschrijven hoe je spanning meet.
4.2.2 Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen spanning en stroomsterkte.
4.2.3 Je kunt een aantal spanningsbronnen noemen.
4.2.4 Je kunt de spanning berekenen als je batterijen in serie schakelt.
4.2.5 Je kunt uitleggen wat er gebeurt als je een elektrisch apparaat niet op de juiste spanning aansluit.


Slide 3 - Diapositive

uitleg basis en kader

Slide 4 - Diapositive

Spanning
Op een batterij of accu staat altijd vermeld welke spanning hij levert.
 Bijvoorbeeld 1,5 volt of 9 volt of 12 volt.
 Je kunt de vermelde spanning controleren met een spanningsmeter. 
Daarvoor moet je de spanningsmeter verbinden met de pluspool en de minpool van de batterij. 
De spanning wordt gemeten in volt (V). Daarom wordt een spanningsmeter ook wel een voltmeter genoemd.

Slide 5 - Diapositive

batterijen
Batterijen en accu’s leveren een gelijkblijvende spanning. 
Als je een batterij gebruikt, dan stroomt er steeds lading uit de batterij de stroomkring in.

 Toch verandert de spanning daardoor niet. 
Dat komt doordat in een batterij voortdurend nieuwe lading vrijkomt. 
Daardoor blijft de spanning steeds even groot. Een batterij is daarom een spanningsbron.

Slide 6 - Diapositive

herbruikbare batterijen
De lading die uit een batterij stroomt, komt van stoffen binnen in de batterij. 
Die stoffen worden daarbij langzaam opgebruikt. Als ze bijna op zijn, kunnen ze niet genoeg lading meer produceren. 
De spanning begint dan af te nemen.

Gewone batterijen kun je maar één keer gebruiken.

Er zijn ook herbruikbare batterijen. Die kun je opladen, waarna ze weer spanning kunnen leveren. Opladen doe je door de stroom er in omgekeerde richting doorheen te sturen. Daardoor worden de veranderingen in de batterij teruggedraaid. De oorspronkelijke stoffen komen dan weer terug.

Slide 7 - Diapositive

serie
Vaak heb je meer dan één batterij nodig om aan de juiste spanning te komen. Voor de afstandsbediening .

Je moet die batterijen in serie schakelen. 
Dat doe je door de pluspool van de ene batterij tegen de minpool van de andere batterij te leggen.

Als je batterijen in serie schakelt, mag je hun spanningen bij elkaar optellen.

De meeste huishoudelijke apparaten zijn ontworpen voor een spanning van 230 volt.
 230 volt is de spanning van de stopcontacten in huis.
 

Slide 8 - Diapositive

gevaarlijke spanning
Je kunt een batterij vasthouden tussen duim en wijsvinger.
 Daar voel je niks van. Dat komt doordat de spanning heel klein is (1,5 volt). 
De spanning van een dynamo is een beetje groter (6 volt), maar die voel je ook niet.
 6 volt is nog steeds een kleine spanning.

De spanning op een stopcontact is veel groter (230 volt). Dit kan wel gevaarlijk zijn. 

Slide 9 - Diapositive

veilige spanning
Op school doe je proeven met een veilige spanning. Voor proeven gebruik je daarom batterijen of een voedingsapparaat. 

Een voedingsapparaat verlaagt de spanning van het stopcontact, bijvoorbeeld tot 24 volt. 


Elke spanning kleiner dan 24 volt is niet gevaarlijk.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

De Dynamo
Een batterij en een dynamo zijn spanningsbronnen. 
Een spanningsbron geeft elektriciteit.


Bij oudere fietsen kun je de dynamo zien.
 Als je fietst, dan draait het wieltje rond. 
Als het wieltje van een dynamo tegen de band van een fiets komt, moet je zwaarder trappen. 

De dynamo geeft nu een spanning van ongeveer 6 volt.

Slide 12 - Diapositive

de naafdynamo
Bij nieuwe fietsen zit de dynamo vaak verstopt in de naaf. 

Bij een dynamo in de naaf voel je bijna niet dat je zwaarder moet trappen. 

De spanning van een naafdynamo is even groot als de spanning van een dynamo met een wieltje.

Slide 13 - Diapositive

De generator
Boven in een windmolen zit een heel grote dynamo. 
Zo’n grote dynamo noem je een generator. 
Een generator geeft elektriciteit met een hoge spanning. 

Door de wind draaien de wieken van de windmolen. 
Als de wieken draaien, maakt de generator elektriciteit, net als de dynamo op je fiets.

Slide 14 - Diapositive

het stopcontact
Thuis werken veel apparaten op de elektriciteit uit het stopcontact.
 De spanning op een stopcontact is 230 volt.

Een deel van de elektriciteit voor het stopcontact wordt gemaakt in een elektriciteitscentrale. Daar staan grote generatoren. 

Die geven een spanning van wel 10 000 volt. 
Een ander deel van de elektriciteit wordt gemaakt met windmolens en met zonnepanelen.


Slide 15 - Diapositive

elektriciteitscentrale
Van de elektriciteitscentrale gaat de elektriciteit via een verdeelstation naar alle huizen. 
Voordat de elektriciteit je huis binnengaat, wordt de spanning verlaagd tot 230 volt. 
Dat gebeurt in transformatorhuisjes. Daarna kun je de elektriciteit in huis gebruiken.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

vervolg uitleg kader

Slide 18 - Diapositive

Maar wat is spanning eigenlijk?
 Je kunt een elektrische spanning vergelijken met de spanning van een opgeblazen ballon. Als je een ballon ver opblaast, krijgt hij een hoge spanning.
 Er komt een grote druk op de ballon te staan. Dat voel je als je op de ballon duwt. 
Het rubber staat dan strakgespannen. 
Als je een ballon maar halfvol blaast, is de spanning veel lager.
 Het rubber geeft dan gemakkelijk mee.

Slide 19 - Diapositive

condensator
Als je het tuitje van een ballon een eindje opent, stroomt er lucht uit de ballon. 
Hierdoor neemt de spanning van de ballon af.
 De lucht die uit de ballon stroomt, kun je vergelijken met elektrische stroom.
 De stroomsterkte is dan de hoeveelheid lucht die in één seconde uit de ballon stroomt.

 Als de spanning afneemt, wordt ook de stroomsterkte kleiner.

Een tijdje later is de spanning helemaal weg en stroomt er geen lucht meer uit de ballon.

Slide 20 - Diapositive

condensator
Een condensator is een elektrisch onderdeel dat zich net zo gedraagt als een ballon. 
Je kunt een condensator opladen door er lading in op te slaan.
De spanning neemt dan toe tot er geen lading meer bij kan.
Daarna kun je de condensator ontladen. 
Alle lading loopt dan weg en de spanning neemt af tot nul.

Slide 21 - Diapositive

condensator
Condensatoren worden veel gebruikt in elektronica.
 De flitser op je mobiel werkt bijvoorbeeld met een condensator. 
Maar condensatoren zijn niet geschikt om apparaten op te laten werken. 
Dat komt doordat ze alleen lading kunnen opslaan en afgeven.

 Net als een ballon. Om een apparaat te laten werken, is een constante elektrische stroom nodig. En dus een spanning die steeds even groot blijft.
Alle lading loopt dan weg en de spanning neemt af tot nul.

Slide 22 - Diapositive

huiswerk basis

opdracht 1 t/m 3 BLZ 213-214
opdracht 4 t/m 6 BLZ 215
opdracht 7 BLZ 216
huiswerk kader

opdracht 1 t/m 13
BLZ 151 t/m 156
TIP! blader terug naar hoofdstuk 4 paragraaf 1 

Slide 23 - Diapositive