Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
RONDEEL
Een rondeel bestaat uit acht regels.
Regel 1, 4 en 7 zijn bijna hetzelfde.
Regel 2 en 8 zijn ook bijna hetzelfde.
Regel 3, 5 en 6 zijn allemaal anders.
Het mag rijmen, maar hoeft niet.
Slide 1 - Diapositive
in mijn kamer
zit ik op mijn stoel
geluid van de auto's
in mijn mooie kamer
de geur van het eten
de stoel voelt zacht
in die kamer van mij
ik ga van mijn stoel af
O, was ik maar onze kat
Lekker opgekruld slapen op een kussen
Hij hoeft niet op de fiets door een plensbui
O, was ik toch maar onze kat
Nooit in een stinkend regenpak
En nooit naar school
O, als ik toch onze kat was...
Lekker opgekruld op een kussen
Slide 2 - Diapositive
RONDEEL
1. Bedenk een onderwerp waar je over wilt schrijven.
Kies bijvoorbeeld een dier, een gebeurtenis, je favoriete sport, je lekkerste eten, een plaats, je plan voor de aankomende vakantieweek ........ of iets anders dat je zelf verzint.
Slide 3 - Diapositive
RONDEEL
1. Bedenk een onderwerp waar je over wilt schrijven.
2. Schrijf vijf zinnen op die meteen in je hoofd opkomen.
Slide 4 - Diapositive
RONDEEL
1. Bedenk een onderwerp waar je over wilt schrijven.
2. Schrijf vijf zinnen op die meteen in je hoofd opkomen.
3. Je kiest nu de zin die je het leukste of beste vindt. Deze schrijf je bij nummer 1, 4 en 7 van het 8 regels tellende gedicht. Eventueel met een kleine variatie.
Slide 5 - Diapositive
RONDEEL
1. Bedenk een onderwerp waar je over wilt schrijven.
2. Schrijf vijf zinnen op die meteen in je hoofd opkomen.
3. Je kiest nu de zin die je het leukste of beste vindt. Deze schrijf je bij nummer 1, 4 en 7 van het 8 regels tellende gedicht. Eventueel met een kleine variatie.
4. Vervolgens kies je een zin (of een stukje van een zin) die het best past bij de eerste zin. Die zin schrijf je bij nummer 2 en 8.
Slide 6 - Diapositive
RONDEEL
1. Bedenk een onderwerp waar je over wilt schrijven.
2. Schrijf vijf zinnen op die meteen in je hoofd opkomen.
3. Je kiest nu de zin die je het leukste of beste vindt. Deze schrijf je bij nummer 1, 4 en 7 van het 8 regels tellende gedicht. Eventueel met een kleine variatie.
4. Vervolgens kies je een zin (of een stukje van een zin) die het best past bij de eerste zin. Die zin schrijf je bij nummer 2 en 8.
5. Op regel 3, 5 en 6 verzin je drie verschillende zinnen die allemaal iets te maken hebben met het onderwerp.
Slide 7 - Diapositive
RONDEEL
Schrijf het gedicht in het net over zonder de nummers.
Slide 8 - Diapositive
RONDEEL
Pak een A4 papier.
Teken (licht) met potlood over jouw rondeel.
Slide 9 - Diapositive
RONDEEL
Lever je tekening en je rondeel in. Schrijf bij beide op de achterzijde je naam.