H3, p 2

H3, p 2
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

H3, p 2

Slide 1 - Diapositive

10 minuten

Slide 2 - Diapositive

Doel:
Je leert wat hoofd- en bijzaken zijn en hoe je deze kunt onderscheiden in een tekst.

Slide 3 - Diapositive

Doel
In dit deel leer je:
  • het verschil tussen hoofd- en bijzaken benoemen;
  • onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken van een geschreven en van een gesproken tekst.

Slide 4 - Diapositive

Wanneer is iets een hoofdzaak?
A
Als je de tekst ook kunt begrijpen zonder deze informatie.
B
Als je de informatie nodig hebt om de tekst te begrijpen.
C
Als je de tekst alleen interessant vindt door deze informatie.

Slide 5 - Quiz

Hoofdzaken
Elke geschreven of gesproken tekst gaat ergens over, dat is het onderwerp. 
Een tekst heeft ook een doel: informeren, overtuigen, instrueren of amuseren. 

Niet alle informatie is even belangrijk om dat doel te bereiken. Sommige informatie kun je weglaten. Informatie die echt belangrijk voor het tekstdoel is, noem je hoofdzaken
Zonder deze informatie kun je de tekst niet begrijpen. 

Slide 6 - Diapositive

Bijzaken
Naast hoofdzaken bevat een tekst ook vaak bijzaken. Een tekst bereikt zijn doel niet zonder de hoofdzaken, maar kan zijn doel wel bereiken zonder de bijzaken

Voorbeelden en extra uitleg zijn bijzaken. Ze maken de tekst helderder of leuker. Bijzaken kun je weglaten.

Slide 7 - Diapositive

Wat is uit de onderstaande tekst de hoofdzaak?

Ik ben vandaag later in de les, want ik moet eerst naar
de tandarts.
timer
0:20

Slide 8 - Question ouverte

Bijzaken
-voorbeelden en extra uitleg

-vaak te zien aan de volgende verbindingswoorden: omdat, want, bijvoorbeeld, daardoor, zo, zoals.
-vaak te zien aan verwijswoorden: dit, die, deze, dat.

Slide 9 - Diapositive

Is een hoofdzaak vaak een voorbeeld?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Een tekst beantwoordt wie-, wat-, waar-, wanneer- en hoe-vragen over het onderwerp. Hoofdzaken geven antwoord op één van die vragen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Geef een korte omschrijving van hoofd- en bijzaken. En waarom het belangrijk is dat je die
kunt onderscheiden.
timer
0:45

Slide 12 - Question ouverte

Lezen:
bladzijde 55 en 56

Slide 13 - Diapositive

Maken (huiswerk)
Van H3, paragraaf 2 (blz 54)
Opdracht 3 tot en met 18
+ Drillsteroefeningen Hoofdstuk 3.1 en 3.2 en 3.3 en 3.4

Slide 14 - Diapositive