Over Taal Blok 2 1KT

Over Taal - Blok 2
1KT
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Over Taal - Blok 2
1KT

Slide 1 - Diapositive

Theorie (betekenis zoeken van moeilijke woorden)
  1. Moeilijk woord in de tekst?


  2. Vervang het door een makkelijk woord dat hetzelfde betekent (synoniem).
    OF
    Vervang het door een omschrijving die in het thema past.
  3. Klopt het? Dan hoef je het woord niet op te zoeken in het woordenboek.

Slide 2 - Diapositive

Hoe noem je de woorden
die bovenaan een bladzijde
in een woordenboek staan?

Slide 3 - Question ouverte

Theorie (zoekwoorden)
= helpen je om woorden in een woordenboek sneller te vinden. Het zijn woorden waar je naar zoekt. 

1e zoekwoord op een bladzijde = het eerste woord op die bladzijde

2e zoekwoord op een bladzijde = het laatste woord op die bladzijde

Slide 4 - Diapositive

Kijk goed naar het woord onmisbaar. Wat denk je dat het betekent?
A
niet te missen
B
gemiste

Slide 5 - Quiz

Theorie (voor- en achtervoegsels)
= kunnen je helpen om de betekenis van een woord te achterhalen.


voorvoegsels
achtervoegsels
on- / non-
= niet ...
-achtig
een beetje als ...
wan-
= slecht(e) ...
-baar
je kunt het ...
her-
= opnieuw
-loos
zonder ...
neo-
= nieuw
-rijk
met veel ...
mono-
= alleen/één ...
anti-
= tegen ...

Slide 6 - Diapositive

Wat betekent
'wantoestanden'?
A
slechte toestanden
B
andere toestanden

Slide 7 - Quiz

Wat betekent
'non-actief'?
A
weer actief
B
niet actief

Slide 8 - Quiz

Wat betekent
'ex-voorzitter'?
A
iemand die vroeger voorzitter was
B
verkeerde voorzitter

Slide 9 - Quiz

Wat betekent
'herkauwers'?
A
een dier dat zijn eten opnieuw kauwt
B
een dier dat zijn eten meteen goed kauwt

Slide 10 - Quiz

Wat betekent
'mini-ezels'?
A
jonge ezels
B
kleine ezels

Slide 11 - Quiz

Wat betekent
'mishandeling'?
A
verkeerde handeling
B
gemiste handeling

Slide 12 - Quiz


niet te betalen
A
wanbetalen
B
onbetaalbaar
C
nonbetalen
D
anti-betalen

Slide 13 - Quiz


niet gelijk van vorm
A
non-symmetrisch
B
hersymmetrisch
C
asymmetrisch
D
anti-symmetrisch

Slide 14 - Quiz


opnieuw gebruiken
A
hergebruiken
B
misgebruiken
C
wangebruiken
D
ex-gebruiken

Slide 15 - Quiz


niet ervaren
A
ex- ervaren
B
non-ervaren
C
interervaren
D
onervaren

Slide 16 - Quiz


slechte prestatie
A
tegenprestatie
B
pro-prestatie
C
pre-prestatie
D
wanprestatie

Slide 17 - Quiz

Aan de slag!
Blok 2 Over Taal 
Alle opdrachten (Ook de theorievragen in de online methode)


Slide 18 - Diapositive

Wat is de betekenis van het voorvoegsel anti-?

A
zonder
B
opnieuw
C
tegen
D
verkeerd

Slide 19 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel mis-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
verkeerd

Slide 20 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel ex-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 21 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel wan-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
slecht

Slide 22 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel her-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
niet

Slide 23 - Quiz

Oefening (woorden met achtervoegsels)


In de volgende dia's moet je een woord opschrijven dat past bij de omschrijving. Dit is een woord met een achtervoegsel.


Bijvoorbeeld: te drinken - drinkbaar

Slide 24 - Diapositive

uit te klappen

Slide 25 - Question ouverte

te betalen

Slide 26 - Question ouverte

het verminderen

Slide 27 - Question ouverte

iemand die lui is

Slide 28 - Question ouverte

dat wat overblijft

Slide 29 - Question ouverte

dat wat je gebakken hebt

Slide 30 - Question ouverte

kunnen werken

Slide 31 - Question ouverte

als van een dier

Slide 32 - Question ouverte

het demonstreren

Slide 33 - Question ouverte

met heel veel begrip

Slide 34 - Question ouverte

Oefening

woorden maken


In de volgende dia's moet je zoveel mogelijk woorden opschrijven door een voor- of achtervoegsel toe te voegen.


Bijvoorbeeld: beleefd

- onbeleefd -  onbeleefdheid - beleefdheid  -

Slide 35 - Diapositive

besmetten

Slide 36 - Question ouverte

vinden

Slide 37 - Question ouverte

einde

Slide 38 - Question ouverte

liefde

Slide 39 - Question ouverte

werken

Slide 40 - Question ouverte

En nu werken jullie!

Slide 41 - Diapositive