Par 2.2_deel 1_3V

Par 2.2_deel 1_3V
Par 2.2 Winst is winst
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Par 2.2_deel 1_3V
Par 2.2 Winst is winst

Slide 1 - Diapositive

Agenda les
  • Uitleg eindopdracht 11
  • Leerdoelen par 2.2
  • Uitleg par 2.2 deel 1
  • Zelf aan de slag
  • Huiswerk
  • Extra uitleg procenten

Slide 2 - Diapositive

Vraag 11
Eindopdracht par 2.1
Toelichting bij vraag 11
NB de prijs blijft 20 euro van de CD
bij situatie 2

Slide 3 - Diapositive

Vraag 11 a
  • Waarom veroorzaakt de variant met downloadversie een verschuiving van de vraaglijn van Vcd1 naar Vcd2?
  • Antwoord:
    - aantal klanten zullen overstappen van de cd naar downloadversie. Dus vraag naar cd's neemt af

Slide 4 - Diapositive

Vraag 11 c
  • Laat met een berekening zien dat de totale gevraagde hoeveelheid groter is bij variant 2?
  • Antwoord:(aflezen in grafiek)
    - Qvcd= 1.000 stuks bij variant 1
    - Qvdl= 0 stuks bij variant 1
    - Qvcd= 660 stuks bij variant 2
    - Qvdl= 2.000 stuks bij variant 2
  • Samen 2.660 stuks bij variant 2

Slide 5 - Diapositive

Vraag 11 d
  • Laat met een berekening zien dat de totale gevraagde hoeveelheid groter is bij variant 2?
  • Antwoord:(aflezen in grafiek)
    - Qvcd= 1.000 stuks bij variant 1
    - Qvdl= 0 stuks bij variant 1
    - Qvcd= 660 stuks bij variant 2
    - Qvdl= 2.000 stuks bij variant 2
  • Samen 2.660 stuks bij variant 2

Slide 6 - Diapositive

Antwoord vraag 11d
Beide varianten kunnen de juiste keuze zijn, afhankelijk van het argument. Bijvoorbeeld:
  • Zonder downloadvariant, want dan ontvangt de groep meer geld, namelijk: € 20 × 1.000 = € 20.000 (tegenover € 20 × 660 + € 2 × 2.000 = € 17.200 met downloadvariant).
  • Met downloadvariant, want dan zijn er meer fans die de muziek hebben gekocht. Dat kan gunstig zijn bij de volgende cd. Ook bij marketing en concerten is het (financieel) gunstig om veel stuks verkocht te hebben.

Slide 7 - Diapositive

Leerdoelen par 2.2
  • Je kunt de omzet van een bedrijf berekenen.
  • Je kunt de totale winst van een bedrijf berekenen.
  • Je weet wat vaste en wat variabele kosten zijn.
  • Je kunt beredeneren wat er met een aanbodlijn gebeurt als de prijs verandert (verandering langs aanbodlijn) of andere factoren die van invloed zijn op de aanbodlijn veranderen (verandering van de aanbodlijn). (volgende les)

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Alle formules en begrippen
TO= totale opbrengst of verkoopwaarde = omzet
p= de prijs van het verkochte product exclusief BTW (exclusief= zonder en inclusief= met)
q= aantal stuks dat je verkoopt = afzet
TO= pxq
TW= totale winst
TK= totale kosten 
TK= TVK+TCK
TVK= totale variabele kosten en TCK = totale constante kosten

Slide 10 - Diapositive

TO - TK= TW
TK= TCK + TVK
Vaste kosten= constante kosten 
TO=omzet  en TK= totale kosten en TW= totale winst

Slide 11 - Diapositive

Verschil variabele en constante kosten
  • Vaste kosten (constante kosten): zijn kosten die niet afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten (zijn onafhankelijk van de omzet)
  • Variabele kosten: zijn kosten die wel afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten (zijn afhankelijk van de omzet) 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Zelf aan de slag
Lees paragraaf 2.2 vanaf begin
Maak opgave 1 t/m 7

Slide 14 - Diapositive

Rekenen met procenten
Extra uitleg

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo