4. Andrés y tú (estudiar)______________________.en la biblioteca.
5. Seguro que los estudiantes (aprender)____________muy bien
español.
voy a hacer
vamos a vivir
va a cambiar
váis a estudiar
van a aprender
Slide 9 - Diapositive
Geef antwoord met de toekomst
1. Voy a jugar a fútbol.
2. Van a ir a la playa.
3. Vamos a hacer el examen.
1. ¿Qué vas a hacer tú en verano?
_______________________________________ (jugar al fútbol)
2. ¿Qué van a hacer tus hermanas mañana?
_______________________________________ (ir a la playa)
3. ¿Qué vais a hacer vosotros el próximo lunes?
_________________________________________ (hacer un examen)
Slide 10 - Diapositive
Vertaal de onderstaande zinnen
naar het Spaans.
1. Morgen ga ik voetballen.
2. Wij gaan volgende week uit met vrienden.
3. Zij gaan een boek lezen.
4. Jullie gaan eten.
5. Wij gaan vanavond om 22:00 slapen.
1. Mañana voy a jugar al fútbol.
2. La semana que viene vamos a salir con amigos.
3. Van a leer un libro.
4. Vais a comer.
5. Esta noche vamos a dormir a las diez.
Slide 11 - Diapositive
Las obligaciones
Maak de opdrachten over de verplichtingen en adviezen. Schrijf de antwoorden in je schrift. Kijk daarna jezelf na. Klik op het envelopje voor de antwoorden.
Slide 12 - Diapositive
Vul de juiste verplichting in.
1. Mañana tú _____________________ que ir al dentista.
2. Hoy no puede, porque _____________ que estudiar para el exámen.
3. Para ser el mejor _______________________ que entrenar mucho.
3. Tú y Carlos están cansados, ________ descansar ahora mismo.
4. Para vivir sano, ____________ que comer menos hamburguesas.
tienes
tengo
hay
debéis
hay
Slide 13 - Diapositive
Vertaal de onderstaande zinnen over verplichtingen en adviezen naar het Spaans.
1) Ik moet vanmiddag mijn opa bezoeken.
2) Er moet worden opgelet.
3) Zij moeten een boek lezen.
4) Jij zou moeten sporten.
5) Wij moeten zonnebrand gebruiken.
Esta tarde tengo que visitar a mi abuelo.
Hay que prestar atención.
Tienen que leer un libro.
Debes hacer deporte.
Tenemos que usar protector solar.
opletten = prestar atención
Slide 14 - Diapositive
El tiempo
Luister naar het weerbericht en schrijf de juiste woorden bij de getallen.
Maak deze opdracht in je schrift.
Slide 15 - Diapositive
Bestudeer deze kaart en ga verder..
1: Galicia
2: País Vasco
3: Cataluña
4: Valencia
5: Islas Baleares
6: Madrid
7: Sevilla
8: Cádiz
Slide 16 - Diapositive
Luister naar het weerbericht en schrijf de juiste woorden bij de getallen.
Klaar? Klik hier..
lluvia
nieve
nubes
lluvia
nublado
sol
calor
calor
Slide 17 - Diapositive
Vul in over welk seizoen het gaat. Geef antwoord in het Spaans.
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Question ouverte
Slide 20 - Question ouverte
Slide 21 - Question ouverte
Slide 22 - Question ouverte
Vertaal de volgende woorden of zinnen naar het Nederlands.
Slide 23 - Diapositive
¿qué tiempo hace?
Slide 24 - Question ouverte
hace viento
Slide 25 - Question ouverte
hace mal tiempo
Slide 26 - Question ouverte
hay nubes
Slide 27 - Question ouverte
llueve
Slide 28 - Question ouverte
¡qué frío hace!
Slide 29 - Question ouverte
¡qué calor tengo!
Slide 30 - Question ouverte
estamos a 20 grados
Slide 31 - Question ouverte
Vertaal de volgende woorden of zinnen naar het Spaans.
Slide 32 - Diapositive
het binnenland
Slide 33 - Question ouverte
instabiel
Slide 34 - Question ouverte
la tormenta
Slide 35 - Question ouverte
el trueno
Slide 36 - Question ouverte
de seizoenen
Slide 37 - Question ouverte
Haz frases correctas
Zet de zinnen over het weer in de juiste volgorde. Schrijf de antwoorden op in je schrift. Kijk jezelf na door op het envelopje te klikken.
Slide 38 - Diapositive
Zet de zinnen in je juiste volgorde.
a) En la montaña hace bastante frío.
b) En Canarias hace buen tiempo todo el año.
c) En la playa hace calor pero también hace mucho viento.
d) En invierno, en el norte de España hay lluvia y niebla.
e) En Galicia hace mal tiempo y llueve.
Slide 39 - Diapositive
Luister naar de beschrijvingen en schrijf de ontbrekende woorden op in je schrift.
Slide 40 - Diapositive
Luister naar fragment [a] en [b] en schrijf de ontbrekende woorden op in je schrift.
Slide 41 - Diapositive
Luister naar fragmente [c] en [d] en schrijf de ontbrekende woorden op in je schrift.
Slide 42 - Diapositive
De antwoorden...
Slide 43 - Diapositive
El tiempo
Je ziet zo eerst een weerkaart en een schema om het weer te beschrijven.
Bestudeer deze goed en geef daarna antwoord op de vragen die daarna volgen.
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Slide 44 - Diapositive
Gebruik deze weerkaart bij het beantwoorden van de volgende vragen.