Paragraaf 1.2 2023

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

1.2 Is kopen kiezen?

Slide 2 - Diapositive

Programma
Bespreken 1/ tm 10
Herhaling 'lasten'
Rekenvaardigheden 1. 15 t/m 1.19

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Diapositive

Wat zijn GEEN vaste lasten?
A
wekelijkse brood kopen bij de bakker
B
telefoonabonnement
C
lidmaatschap voetbal
D
huur

Slide 10 - Quiz

Als er een tekort is, moet er bezuinigd worden. Op welke manier kun je bezuinigen op incidentele uitgaven?
A
Huismerkartikelen kopen in de supermarkt.
B
Geen cola meer drinken op het terras.
C
Opzeggen van een abonnement.
D
Uitstel van de aankoop van een iPod.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Wat is geen inkomen uit overdracht?
A
zakgeld
B
loon
C
geld voor je verjaardag
D
kleedgeld

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Boek
1.2 15 t/m 19
Hulp nodig kom aub langs!

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Wat is geen kenmerk van vaste lasten?
Vaste lasten:
A
Keren op vaste tijden terug
B
zijn per maand verschillend
C
zijn altijd hoger dan 100 euro
D
worden meestal per bank betaalt

Slide 22 - Quiz

Vaste lasten
A
Zijn alleen per maand
B
Zijn alleen per kwartaal
C
Zijn alleen per halfjaar
D
Kunnen per maand, kwartaal en halfjaar zijn

Slide 23 - Quiz

Wat zijn GEEN vaste lasten?
A
wekelijkse brood kopen bij de bakker
B
telefoonabonnement
C
lidmaatschap voetbal
D
huur

Slide 24 - Quiz

Wat zijn vaste lasten?
A
reparatie
B
benzine
C
apk (keuring)

Slide 25 - Quiz

Hoeveel procent is € 16,50 van € 240,-
A
7%
B
6,6%
C
6,9%
D
6,8%

Slide 26 - Quiz

Hoeveel in procenten?
A
75%
B
25%
C
40%
D
4%

Slide 27 - Quiz

Hoeveel procent is met tonijn?
A
80%
B
85%
C
95%
D
90%

Slide 28 - Quiz

Wat is 1 procent?
A
1/10
B
1/100
C
1/1000
D
10/100

Slide 29 - Quiz

Hoe bereken je een verandering in procenten?
A
(nieuw - oud) : oud x 100
B
(oud - nieuw) : oud x 100
C
(nieuw - oud) : nieuw x 100
D
(oud - nieuw) : nieuw x 100

Slide 30 - Quiz

Hoeveel procent is 672 van 1.200?
A
0,56 %
B
5,6%
C
17,8%
D
56 %

Slide 31 - Quiz

Wat is geen overdrachtsinkomen?
A
Huurtoeslag
B
Studiefinanciering
C
Rente
D
WW uitkering

Slide 32 - Quiz

Wat is GEEN overdrachtsinkomen?
A
Kinderbijslag
B
Winst
C
Studiefinanciering
D
Huurtoeslag

Slide 33 - Quiz

Wat zijn overdrachtsinkomen?

A
Inkomsten die je krijgt als uitkering, zoals WW.
B
Inkomen die je krijgt als je overgedragen wordt.
C
Inkomen die je krijgt bij de overdracht van goederen.
D
Inkomen die je krijgt van je spaargeld, rente.

Slide 34 - Quiz