H3 WEEK 38/39 Chap. 1 Bron D / Chap. 2 Bron A

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

STARTKLAAR
- ga rustig op je vaste plek zitten.
- doe je jas uit.
- pak je etui, je schrift en je werkboek.
- doe je tas op de grond.
- doe je telefoon in het ZAKKIE en leg het ZAKKIE op de hoek van de tafel.
- als de timer is afgelopen, stop je met praten en begint de les.


timer
3:00

Slide 2 - Diapositive

Vocabulaire

Slide 3 - Carte mentale

Leerdoelen
  1. R Ik ken woorden die te maken hebben met social media en vriendschap.
  2. T1 Ik kan een (regelmatig)bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
  3. T1 Ik kan woorden gebruiken die te maken hebben met social media en vriendschap.
  4. I


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
  1. R
  2. T1
  3. T2
  4. I


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen
  1. R Ik ken woorden die te maken hebben met social media en vriendschap.
  2. T1 Ik kan een (regelmatig)bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
  3. T1 Ik kan woorden gebruiken die te maken hebben met social media en vriendschap.
  4. I


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 6 - Diapositive

Instructie 


Luister naar de uitleg en maak aantekeningen in je schrift / map.
Stel vragen als je de uitleg niet begrijpt.

Slide 7 - Diapositive

een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 8 - Carte mentale

Slide 9 - Diapositive

De basis

Slide 10 - Diapositive

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
VORM
PLAATS
Uitleg

Slide 11 - Diapositive

Klas 2

Slide 12 - Diapositive

À vous
1. C'est un problème (m) facile________ (makkelijk).
2. Nous avons regardé une série (v) marrant__________ (grappig).
3. Jimmy a trois restaurants (m) américain_____ (Amerikaans).
4. J'aime les chansons (v) anglais_______ (Engelse).
5. Les chiens (m) sont noir____ et gris_____ (zwart en grijs).
6. Mon frère a deux voitures (v) rouge_______ (rood).

Slide 13 - Diapositive

Klas 3

Slide 14 - Diapositive

Instructie 
page 30

ex. 15a,b,c,d

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Ik kan het bijvoeglijk naamwoord gebruiken
A
oui (sta op)
B
presque (ga op tafel zitten)
C
non (blijf zitten)
D
d.

Slide 18 - Quiz

Instructie 
Chapitre 2
Bron A
p.58

ex. 4a,b, 5a,b,c, 6a,b,c, 7a

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

ex. 5a

Slide 22 - Diapositive

ex. 5a

Slide 23 - Diapositive

ex. 5b

Slide 24 - Diapositive

ex. 5b

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

ex. 7a

Slide 30 - Diapositive

Controlevragen
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 31 - Quiz

Aan de slag

Slide 32 - Diapositive

Nabespreking

Slide 33 - Diapositive

Begrippen uit deze les

Slide 34 - Diapositive

Begrippen uit deze les

Slide 35 - Diapositive


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 36 - Question ouverte


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 37 - Question ouverte