Les 1

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Startklaar 
       
       Pak je Chromebook/ laptop voor je
       Start je Chromebook/ laptop op
       Log in op www.lessonup.app 
       Stop je telefoon in het zakkie en in je tas 
      
timer
2:30

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesplanning
  • Leerdoelen van de les 
  • Voorkennis activeren 
  • Inleiding
  • Opdracht belangrijk / niet belangrijk
  • Stellingen
  • Werknemer en werkgever
  • Opdracht interview
  • # Exit ticket 

Slide 3 - Diapositive

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Dit thema gaat over
WERK
Er komt van alles bij kijken bij het vinden van werk en bij het hebben van een baan.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les weet ik...

  • welke verschillende dingen belangrijk zijn aan werk
  • het verschil tussen een werknemer en een werkgever

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorkennis activeren
  • Zoek met je schoudermaatje zoveel mogelijk voorbeelden op de afbeelding die te maken hebben
    met ‘werk’.
  • Schrijf de voorbeelden op
    een wisbord.
  • Hier hebben jullie 4 minuten de tijd voor.
timer
4:00

Slide 6 - Diapositive

Instructie
  • Verdeel de klas in 4 teams
  • De teams zoeken op de afbeelding zoveel mogelijk voorbeelden die te maken hebben met ‘werk’
  • Laat ze de voorbeelden opschrijven
  • Geef de teams een aantal minuten de tijd
  • Vraag van elk team 1 leerling die de race tegen de andere teams aangaat
  • Laat de 4 leerlingen staan
  • De 4 leerlingen moeten om de beurt iets opnoemen dat met werk te maken heeft
  • Bij een eerder genoemd antwoord is de leerling af en doet niet meer mee (laat de leerling weer zitten)
  • Het team met de laatste leerling in de race heeft gewonnen

Inleiding 
Als je klaar bent met school, ga je waarschijnlijk werken. 
Wat voor werk je wil doen, hangt af van wat je leuk vindt en waar je goed in bent. Als je het bijvoorbeeld leuk vindt om met je handen te werken en goed bent met hout, wil je Misschien als timmerman werken. Voor veel banen moet je een opleiding hebben gedaan. Als je bijvoorbeeld in de 
keuken van een restaurant wilt werken, 
moet je een horeca opleiding hebben gevolgd.
klik op de afbeelding voor meer voorbeelden.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

bekijk de afbeelding
1
Wat vindt Christa leuk aan haar werk?
2
Wat vindt Perre leuk aan zijn werk?
3
Wat voor werk zou jij later willen doen?
bespreek met elkaar de vragen

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vind jij belangrijk en wat vind jij niet belangrijk. Sleep de voorbeelden naar de kant die jij kiest.
BELANGRIJK
NIET BELANGRIJK
veel geld verdienen
in de buitenlucht werken
leuke collega's
contact met klanten
veel kunnen leren
veel vrijheid
vaste werktijden
iets voor mensen kunnen betekenen

Slide 9 - Question de remorquage

Welke foto's horen bij elkaar?

Kies steeds 1 afbeelding uit de onderstaande groep, en sleep deze naar het vak erboven.

Leg in de volgende slide uit, wat het verband is tussen de afbeeldingen die je hebt ge


Als ik geen geld nodig zou hebben,
zou ik niet gaan werken
EENS
ONEENS

Slide 10 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik vind vrije tijd belangrijker dan werken.
EENS
ONEENS

Slide 11 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik zou me heel nutteloos voelen als ik
geen werk had.
EENS
ONEENS

Slide 12 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions


Overleg elke stelling met je schoudermaatje. Ben je het eens of oneens.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Werknemer en werkgever

Als je bij een bedrijf of organisatie werkt, ben je een werknemer
Je werkt dan voor een baas. 

Het bedrijf waarvoor je werkt, is jouw werkgever. Als je bijvoorbeeld bij een supermarkt werkt, is die supermarkt jouw werkgever

Tijdens je opleiding loop je stage. Stage lopen betekent dat je bij een bedrijf leert wat het werk inhoudt en hoe het is om bij een bedrijf te werken. Als je bijvoorbeeld een opleiding tot kok volgt kun je bij een restaurant stage lopen.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Is de uitspraak van de werknemer of van de werkgever?
WERKNEMER
WERKGEVER
Ik ben de baas van het bedrijf.
Ik werk voor de baas van het bedrijf.
Ik heb mensen in dienst.
Aan het einde van het jaar krijg ik een vast contract.
Als het slecht gaat met mijn bedrijf moet ik mensen ontslaan.
Aan het einde van het jaar krijg ik een vast contract.
Ik werk als pizzakoerier alleen in de weekenden.
Ik bepaal dat iedereen dit jaar een extra dag vakantie krijgt.

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Instructie interview 
  1. Je gaat je schoudermaatje interviewen over stage lopen. 
  2. Lees eerst de interview vragen door.
  3. Interview elkaar om de beurt.
  4. Gebruik de interview vragen daarvoor.
  5. Schrijf de antwoorden op het blad. 
  6. Geef elkaar een tip over stage lopen. 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorkennis activeren

Slide 17 - Diapositive

Voorkennis activeren: 
In iedere les wordt relevante voorkennis geactiveerd aan de hand
van een terugblik-opdracht om zo de mate van stofbeheersing te bepalen en richting te
geven aan de rest van de les. Enkele werkvormen die zich hier mooi voor lenen zijn:
https://toetsrevolutie.nl/?p=2436
EXIT TICKET

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf de tip op die je van je klasgenoot hebt gekregen.

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Werknemer of werkgever?
Mo is eigenaar van een bedrijf dat maaltijden bezorgt
A
Werknemer
B
Werkgever

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Werknemer of werkgever?
Yuri is vakkenvuller bij de supermarkt.
A
Werknemer
B
Werkgever

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Werknemer of werkgever?
Claus is pakketbezorger.
A
Werknemer
B
Werkgever

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Werknemer of werkgever?
Tony is eigenaar van een kapperszaak
A
Werknemer
B
Werkgever

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik weet wat ik belangrijk vind in werk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions