P2Les15 04-01

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

BIENVENIDOS

¿ Qué tal?

Buenos propósitos

La planificación

Esta semana: trabajamos en unidad 4

El lunes: clase a través de MEET

El martes: clase a través de MEET

El miércoles: clase individual 

El jueves: clase a través de MEET

La semana que viene: repetimos unidad 3 y unidad 4

El lunes: clase a través de MEET

El martes: clase a través de MEET

El miércoles: clase individual

El jueves: clase a través de MEET

Toetsweek

La planificación de hoy

1) vamos a repetir la gramatica de unidad 4 que ya hemos visto en las clases anteriores.

1) We gaan de grammatica van unidad 4 herhalen die we al hebben gezien in de vorige lessen

2) vamos a finalizar los ejercicios de las clases anteriores

2)  we gaan de opdrachten afmaken van de vorige lessen 

Los números en español

Bekijk de video over de getallen op de volgende página. Het eerste gedeelte ken je al maar in dit hoofdstuk gaan we tot 1.000.00.000

Je hoeft ze natuurlijk niet te kunnen schrijven maar wel herkennen

un una unos unas

un jersey                          een trui                      

una camiseta                 een shirt

unos zapatos                 (een) schoenen

unas gafas de sol         een zonnebril

Los colores

wit = blanco blanca blancos blancas

geel = amarillo amarilla amarillos amarillas

rood = rojo roja rojos rojas

zwart = negro negra negros negras

Ejemplos

un jersey blanco                          een witte trui

una camiseta amarilla              een gele shirt

unos zapatos rojos                     rode schoenen

unas gafas de sol negras       een zwarte zonnebril

Los colores

oranje = naranja naranjas

roze = rosa rosas

paars = lila lilas

groen = verde verdes

blauw = azul azules

grijs = gris grises

bruin = marrón marrones

Ejemplos

una chaqueta naranja                een oranje jack

una camiseta azul                           een blauw shirt

un libro azul                                     een blauw boek

unas gafas de sol grises             een grijze zonnebril

Escribe en español

Ik draag:

een blauwe broek

een geel shirt 

een rood jack

witte schoenen

een zwarte zonnebril

Llevo:

unos pantalones azules

una camiseta amarilla

una chaqueta roja

unos zapatos blancos

unas gafas de sol negras

Ik draag:

een blauwe broek

een geel shirt 

een rood jack

witte schoenen

een zwarte zonnebril

Los verbos

Tener que = moeten

tengo que = ik moet

tienes que =  jij moet

tiene que = hij/zij/u moet

tenemos que = wij moeten

tenéis que= jullie moeten

tienen que = zij moeten

Los verbos

tener que = moeten

tener = hebben

Net als in het engels

have to = moeten

have = hebben

Los verbos

Tener que + infinitivo

tengo que ir = ik moet gaan

tenemos que comer = wij moeten eten 

tenéis que dormir = jullie moeten slapen 

Los verbos

Ir = gaan

voy = ik ga

vas =  jij gaat

va = hij/zij/u gaat

vamos = wij gaan

vais = jullie gaan

van = zij gaan

Los verbos

Preferir = voorkeur geven aan

prefiero = ik geef de voorkeur aan

prefieres =  jij geeft de voorkeur aan

prefiere = hij/zij/u geeft de voorkeur aan

preferimos = wij geven de voorkeur aan

preferís= jullie geven de voorkeur aan

prefieren = zij geven de voorkeur aan

El resto de esta clase

Gebruik de rest van de les om te kijken of je bij bent met de opdrachten. De volgende opdrachten hebben we voor de vakantie gemaakt in het werkboek. 

1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14

Hasta la próxima vez