Examen Nederlands H5C

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Hoofdgedachte en hoofdvraag

Als gevraagd wordt naar de hoofdgedachte van een alinea of een groepje alinea's, schrijf je in één zin wat het belangrijkste van dat tekstgedeelte is.

Er zijn drie soorten vragen naar de hoofdgedachte van een alinea of een groepje alinea's:

1. de zeg-het-met-eigen-woorden-vraag, bijvoorbeeld:

Zeg met eigen woorden wat de hoofdgedachte is van het tekstgedeelte dat bestaat uit de alinea's 3 tot en met 5.

2. de citeervraag, bijvoorbeeld: 

Citeer de zin die de hoofdgedachte bevat van het tekstgedeelte dat bestaat uit de alinea's 10 tot en met 14.

3. de kopjesvraag, bijvoorbeeld:

De tekst kan worden onderverdeeld in drie delen die van de volgende kopjes kunnen worden voorzien:

deel 1: Voorbeelden van onwaarheden

deel 2: Het belang en de betekenis van onwaarheden

deel 3: Middelen voor het vertellen van onwaarheden

deel 4: Motieven voor het vertellen van onwaarheden

Bij welke alinea begint deel 2?

Bij welke alinea begint deel 4?

Waar vind je de kernzin van een alinea?

1. In het midden.
2. Meestal vooraan in de eerste zin.
3. Meestal vooraan in de eerste of tweede zin.
4. Meestal vooraan in de eerste of tweede zin of achteraan.

De hoofdgedachte schrijf je in meer dan één zin op.

1. juist
2. onjuist

Bij een met-eigen-woorden-vraag mag je het maximale aantal woorden met 10% overschrijden.

1. juist
2. onjuist

Bij het bepalen van de hoofdgedachte van een alinea of groepje alinea's let je vooral op de kernzinnen.

1. juist
2. onjuist

Als je zelf de hoofdgedachte van een groepje alinea's moet formuleren, geef je daar een opsommende samenvatting van.

1. juist
2. onjuist

Bij het bepalen van de hoofdgedachte van de hele tekst let je vooral op de titel, de inleiding en het slot.

1. juist
2. onjuist