Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 11 vidéos.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Goodmorning!
Slide 1 - Diapositive
Behaviour MYP4
Slide 2 - Diapositive
Wat is GEEN gedrag?
A
Leerling slaapt in de les.
B
Bloem draait zich naar de zon toe.
C
Hond rolt in het gras.
D
Vogel zit stil op een tak.
Slide 3 - Quiz
Welke beschrijving van het getoonde gedag is juist?
A
De hond probeert de kat te knuffelen
B
De kat vindt de hond irritant
C
De hond duwt zijn kop tegen de kat
D
De kat knipoogt naar de hond
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Diapositive
Gedragselementen, gedragsketens en gedragssystemen horen allemaal bij gedrag. Wat betekenen de begrippen?
Gedragssystemen
Gedragselement
Gedragsketen
Gedrag
Een serie opeenvolgende elementen van gedrag
Samenhangende gedragsketens
Meerdere gedragssystemen samen
Aparte handeling
Slide 6 - Question de remorquage
Wat is het verschil tussen en ethogram en een protocol?
Slide 7 - Question ouverte
Wat is een prikkel ook alweer?
A
Een elektrisch signaaltje over zenuwen.
B
Veranderingen die je kunt zien of horen.
C
Invloed uit het milieu op een organisme.
D
Een tinteling.
Slide 8 - Quiz
Wanneer is de motivatie voor jou om te leren voor een toets het grootst: 3 weken voor een toets of 2 dagen voor een toets? En wat is het verschil in je leergedrag tussen 3 weken en 2 dagen voor een toets?
Slide 9 - Question ouverte
Drugshonden leren geur van drugs te herkennen en wanneer ze dit ruiken in een koffer te gaan zitten. Hoe leren honden dit?
A
Imitatie
B
Conditionering
C
Inprenting
D
Trial and error
Slide 10 - Quiz
Uitwendige prikkels
Inwendige prikkels
licht
kou
dorst
geur
geluid
honger
spierpijn
hormonen
Slide 11 - Question de remorquage
Sleutelprikkel / supranormale prikkel
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
sleutelprikkel
supranormale prikkel
De benen van een fotomodel worden met fotoshop verlengd
je reageert op het huilen van een baby
een merel voert het jong zodra het jong zijn bekje opendoet
het supergrote ei in het nest wordt beter bebroed
Babydieren zijn zooooo schattig
Slide 12 - Question de remorquage
Slide 13 - Vidéo
Slide 14 - Vidéo
Inprenting
gewenning
proefondervinderlijk leren
inzicht
imitatie
conditioneren
leren in een gevoelige periode
oplossingen combineren
nadoen
trial and error
niet meer reageren
gedrag verandering
Slide 15 - Question de remorquage
Noem een interne en een externe prikkel die leidt tot het gedrag van de duwende aap.
Slide 16 - Question ouverte
Met welke term uit de ethologie zou je het gedrag van de watervlooien kunnen omschrijven als zij op willekeurige wijze op zoek zouden gaan naar plekken met een hogere zuurstofconcentratie?
A
Gewenning
B
Inzicht
C
Klassieke conditionering
D
Trial and error
Slide 17 - Quiz
De groene kikker heeft een speciaal gedrag in de periode dat ze zich voortplanten. In het voorjaar komen grote groepen mannetjes bij elkaar in de ochtend en in de avond oorverdovend kwaken, de zogenaamde kikkerkoren. Voorbeelden van gedrag zijn: balts en territoriumgedrag. Tot welke soort gedrag behoort het kwaken van kikkers in kikkerkoren?
A
balts
B
balts en territoriumgedrag
C
territoriumgedrag
D
geen van beide
Slide 18 - Quiz
De Magot is een apensoort die voorkomt in Noord Afrika. In het Duitse plaatsje Daun ligt een wildpark dat een ‘Affenschlucht’ heeft ingericht. Dat is een goed omheind stuk bos waarin een groep magots leeft. In dit bos is een breed wandelpad aangelegd vanwaar de bezoekers de apen kunnen observeren. Kort na het uitzetten van de apen lieten ze zich niet zo veel zien, maar tegenwoordig lopen ze over de paden en zoeken contact met de bezoekers. Sommige apen ontwikkelen zich zelfs tot zakkenrollers die eten en andere dingen uit zakken en tassen halen. De jonge apen nemen dit gedrag feilloos over. - Welk leerproces (1.) heeft ertoe geleid dat de apen zich na enige tijd steeds meer lieten zien? - Door welk leerproces (2.) ontwikkelen de jonge apen zich tot zakkenrollers?
Leerproces 1: Gewenning
Leerproces 2: Trial and Error
C
Leerproces 1: Gewenning
Leerproces 2: Imitatie
D
Leerproces 1: Conditionering
Leerprocels2: Trial and Error
Slide 19 - Quiz
Een koekoek profiteert van het broedzorggedrag van andere vogels. Een koekoeksvrouwtje legt haar ei in het nest van bijvoorbeeld een roodborstje. Het pasgeboren, nog blinde koekoeksjong duwt de eieren of jongen van het roodborstje uit het nest . De vogel die het nest heeft gemaakt, treedt daarna op als pleegouder voor de jonge koekoek. Opmerkelijk is dat een koekoeksvrouwtje haar eieren vrijwel altijd legt in het nest van de pleegoudersoort waardoor zij zelf is grootgebracht. Door welk leerproces leren koekoeken welke soort hun pleegouder is?
A
inprenting
B
imitatie
C
conditionering
D
gewenning
Slide 20 - Quiz
Hieronder staan drie gegevens: 1 de beschrijving van handelingen 2 afkortingen voor de handelingen 3 het doel van de handelingen 4 de frequentie waarin de handeling optreedt Welke gegevens horen thuis in een ethogram?
A
alleen 1
B
1 en 2
C
1 en 4
D
1, 2 en 4
Slide 21 - Quiz
Een prikkel die steeds weer hetzelfde gedrag oproept het een ... ?
A
Inprenting
B
Sleutelprikkel
C
Supranormale prikkel
D
Inwendige prikkel
Slide 22 - Quiz
Maxime en Zolikha kiezen één bepaalde chinchilla uit en noteren vijf minuten lang, elke vijf seconden, welk gedrag dit dier vertoont. Hun resultaten staan in tabel 2.
Hoe wordt tabel 2 genoemd?
A
ethogram
B
practicum
C
protocol
D
tabel
Slide 23 - Quiz
In een experiment worden duiven geconditioneerd om op een hefboompje te pikken. Als de duif op het hefboompje pikt, wordt het dier beloond met een graankorrel. Bewering 1: Tijdens het conditioneren neemt de frequentie waarmee de duif op het hefboompje pikt toe. Bewering 2: Als de duif niet meer beloond wordt met een graankorrel zal de duif op den duur ophouden met pikken.
Welke bewering is juist?
A
1 en 2 zijn beiden juist
B
1 en 2 zijn beiden onjuist
C
1 is juist
D
2 is juist
Slide 24 - Quiz
Is een groot namaak-ei buiten het nest een supranormale prikkel voor het inrol-gedrag?
En is een normaal ei buiten het nest een supranormale prikkel voor het inrol-gedrag?
A
alleen een groot namaak-ei buiten het nest
B
alleen een normaal ei buiten het nest
C
zowel een groot namaak-ei als een normaal ei buiten het nest