Quiz Talent Gramm/Spell H4 2TL
1 / 26
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Question ouverte
Noteer van elk woord de afkorting van de juiste woordsoort.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
*Met* mijn laatste baantje heb ik dat geld snel verdiend.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
*Met* mijn laatste baantje heb ik dat geld snel verdiend.
Slide 5 - Question ouverte
Noteer van elk woord de afkorting van de juiste woordsoort.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met* mijn* laatste baantje heb ik dat geld snel verdiend.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met* mijn* laatste baantje heb ik dat geld snel verdiend.
Slide 6 - Question ouverte
Noteer van elk woord de afkorting van de juiste woordsoort.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn* laatste* baantje heb ik dat geld snel verdiend.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn* laatste* baantje heb ik dat geld snel verdiend.
Slide 7 - Question ouverte
Noteer van elk woord de afkorting van de juiste woordsoort.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste* baantje* heb ik dat geld snel verdiend.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste* baantje* heb ik dat geld snel verdiend.
Slide 8 - Question ouverte
Noteer van elk woord de afkorting van de juiste woordsoort.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste baantje* heb* ik dat geld snel verdiend.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste baantje* heb* ik dat geld snel verdiend.
Slide 9 - Question ouverte
Noteer van elk woord de afkorting van de juiste woordsoort.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste baantje heb* ik* dat geld snel verdiend.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste baantje heb* ik* dat geld snel verdiend.
Slide 10 - Question ouverte
Noteer van elk woord de afkorting van de juiste woordsoort.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste baantje heb ik* dat* geld snel verdiend.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste baantje heb ik* dat* geld snel verdiend.
Slide 11 - Question ouverte
Noteer van elk woord de afkorting van de juiste woordsoort.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste baantje heb ik dat* geld* snel verdiend.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste baantje heb ik dat* geld* snel verdiend.
Slide 12 - Question ouverte
Noteer van elk woord de afkorting van de juiste woordsoort.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste baantje heb ik dat geld* snel* verdiend.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste baantje heb ik dat geld* snel* verdiend.
Slide 13 - Question ouverte
Noteer van elk woord de afkorting van de juiste woordsoort.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste baantje heb ik dat geld snel* verdiend*.
Kies uit: av – bn – bzv – htw – hww – psv – rtw – vrv – vz – zn – zww. (3 pt.)
Met mijn laatste baantje heb ik dat geld snel* verdiend*.
Slide 14 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd van het werkwoord dat tussen haakjes staat. (2 pt.)
a. Wij (kaarten) graag in de pauze.
b. Toen ik iedere keer verloor, (zuchten) ik maar eens diep.
c. Mijn vriend (begeleiden) mij daarna naar huis.
d. Op de fiets keek ik niet goed uit, toen (belanden) we in de struiken.
a. Wij (kaarten) graag in de pauze.
b. Toen ik iedere keer verloor, (zuchten) ik maar eens diep.
c. Mijn vriend (begeleiden) mij daarna naar huis.
d. Op de fiets keek ik niet goed uit, toen (belanden) we in de struiken.
Slide 15 - Question ouverte
Noteer het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord van het werkwoord dat tussen haakjes staat.
a. (frituren) - ___ eten is niet goed voor je.
b. (verzadigen) - Pas ook op met veel ___ vetten.
c. (verbranden) - Ook ___ korstjes aan je barbecuevlees zijn slecht voor je.
d. (smelten) - Eet ook niet te veel ¬¬¬___ kaas, want daar word je dik van.
a. (frituren) - ___ eten is niet goed voor je.
b. (verzadigen) - Pas ook op met veel ___ vetten.
c. (verbranden) - Ook ___ korstjes aan je barbecuevlees zijn slecht voor je.
d. (smelten) - Eet ook niet te veel ¬¬¬___ kaas, want daar word je dik van.
Slide 16 - Question ouverte
Schrijf de samenstellingen goed op.
rijst + bloem
rijst + bloem
Slide 17 - Question ouverte
Schrijf de samenstellingen goed op.
kip + vlees
kip + vlees
Slide 18 - Question ouverte
Schrijf de samenstellingen goed op.
station + straat
station + straat
Slide 19 - Question ouverte
Schrijf de samenstellingen goed op.
prinses + jurk
prinses + jurk
Slide 20 - Question ouverte
Schrijf de samenstellingen goed op.
stage + adres
stage + adres
Slide 21 - Question ouverte
Schrijf de samenstellingen goed op.
krant + artikel
krant + artikel
Slide 22 - Question ouverte
Schrijf de samenstellingen goed op.
gek + werk
gek + werk
Slide 23 - Question ouverte
Schrijf de samenstellingen goed op.
maan + schijn
maan + schijn
Slide 24 - Question ouverte
Schrijf de samenstellingen goed op.
klas + boek
klas + boek
Slide 25 - Question ouverte
Schrijf de samenstellingen goed op.
pruim + boom
pruim + boom
