P2 Fictie tijd in verhalen, begin en einde

Fictie Paragraaf 2 tijd

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Fictie Paragraaf 2 tijd

Slide 1 - Diapositive

Deze les
Fictie P2 Tijd

  1. Lezen
  2. Uitleg
  3. oefenen
  4. Zelfstandig aan de slag

    Slide 2 - Diapositive

    timer
    10:00

    Slide 3 - Diapositive

    Lesdoelen

    1. - Je kunt uitleggen in welke tijd een verhaal zich afspeelt.
    2. - Je kunt zeggen wat de vertelde tijd in een verhaal is.
    3. - Je kunt herkennen of een verhaal chronologisch of niet-chronologisch is verteld.
    4. - Je kunt aangeven hoe een verhaal begint en eindigt.

    Slide 4 - Diapositive

    Lente in Moskou

    - Lezen blz. 212- 215

    - Let op:

    • Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?
    • In welke tijd speelt het verhaal zich af?
    • Hoe begint het verhaal?

    Slide 5 - Diapositive

    Waaraan denk je
    bij 'tijd' in een verhaal?

    Slide 6 - Carte mentale

    Tijd in verhalen

    - In welke tijd speelt een verhaal zich af?

    - Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?

    - Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?

    Slide 7 - Diapositive

    In welke tijd speelt een verhaal zich af?

    - Een jaartal

    - Historische gebeurtenissen of figuren

    - Gebruiken, gewoontes, voorwerpen of kleding

    - De ruimte waarin het verhaal zich afspeelt

    Slide 8 - Diapositive

    In welke tijd speelt een verhaal zich af?

    Er zijn ook tijdloze verhalen:

    - boodschap voor alle tijden

    - sprookjes

    Slide 9 - Diapositive

    Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?

    De vertelde tijd geeft aan hoeveel tijd er verloopt in het verhaal.

    Voorbeelden zijn:

    - een paar uur

    - een week

    - drie jaar

    - 50 jaar

    Slide 10 - Diapositive

    Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?

    - Chronologisch = tijdsvolgorde van a tot z

    Vooruitwijzing: een mededeling over wat later gaat gebeuren

    Terugwijzing: terugdenken aan iets dat eerder is gebeurd

    - Niet-chronologisch = volgorde van het verhaal verloopt anders dan wanneer dit in het echt zou gebeuren

    Flashback: het verhaal springt terug in de tijd


    Slide 11 - Diapositive

    Verhaalbegin en verhaaleinde

    Een verhaal kan op twee manieren beginnen:

    - inleidend begin: je leert de personages eerst langzaamaan kennen, voordat het verhaal begint

    - middenin de gebeurtenissen: je begint gelijk bij een belangrijke gebeurtenis, zonder inleiding (pas later leer je de personages kennen)


    Een verhaal kan op twee manieren eindigen:

    - gesloten einde: alle vragen zijn beantwoord

    - open einde: een aantal vragen is nog niet beantwoord

    Slide 12 - Diapositive

    Tijdsprong
    Een tijdsprong is het overslaan van een stuk tijd, bijvoorbeeld een paar weken of een jaar. 

    Slide 13 - Diapositive

    Tijdsprong
    • Een schrijver vertelt alleen de belangrijkste momenten. Als er een stuk tijd wordt overgeslagen, noem je dit een tijdsprong.
       
    • In verhalen kunnen korte tijdsprongen zitten.

    Slide 14 - Diapositive

    Flashback
    • Als je vanuit het heden een tijdsprong naar achteren maakt, dan noem je dat een 'tijdsprong achteruit' (beter bekend als de flashback).

    Slide 15 - Diapositive

    Voorbeeld: tijdsprong

    Slide 16 - Diapositive

    Een tijdsprong is . . .
    A
    het versnellen van tijd
    B
    het overslaan van tijd
    C
    het vertragen van tijd
    D
    de vertelde tijd

    Slide 17 - Quiz

    Waarom maakt een schrijver een tijdsprong?
    A
    Om je in spanning te houden.
    B
    Om het verhaal korter te maken.
    C
    Om de hoofdpersoon wat rust te gunnen.
    D
    Om het verhaal niet saai te laten worden.

    Slide 18 - Quiz

    Dolf wil graag terug naar de Middeleeuwen. Stel dat het verhaal een tijdsprong maakt naar die tijd; hoe noem je dat dan?
    A
    tijdmachine
    B
    flashback
    C
    chronologisch
    D
    flashforward

    Slide 19 - Quiz

    Waarom zou je een tijdsprong gebruiken in een tekst?
    A
    Om de tekst langer te laten lijken
    B
    Om belangrijke informatie te verbergen
    C
    Om het verhaal interessanter te maken
    D
    Om de lezer te verwarren

    Slide 20 - Quiz

    Noteer de tijdsprong in de volgende tekst.

    Slide 21 - Question ouverte

    Lees de tekst
    In een wereld van kloppende harten, begonnen zij als vreemden in de gangen van de middelbare school. Hun ogen ontmoetten elkaar voor het eerst tijdens een toevallige ontmoeting bij het kluisje. Jaren vlogen voorbij als bladeren in de wind, met lachende herinneringen aan schoolfeesten en verlegen glimlachen in de klas.
    En nu, op deze magische avond, dansen ze onder de sterrenhemel. De tijd heeft hun liefde gebeeldhouwd, als een beeldhouwer die zijn meesterwerk voltooit. Hand in hand, fluisteren ze liefdevolle woorden die alleen zij begrijpen, terwijl ze samen naar de toekomst kijken, waar hun liefde eeuwig zal stralen.

    Slide 22 - Diapositive

    Noteer de tijdsprong in de volgende tekst.

    Slide 23 - Question ouverte

    Huiswerk

    Fictie P1 en P2:

    Je maakt dit online


    Slide 24 - Diapositive