Zinnen en zinsstructuur

Grammatica: de basis
Zinnen en zinsstructuur
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Introduction

Les over zinnen en zinsstructuur.

Éléments de cette leçon

Grammatica: de basis
Zinnen en zinsstructuur

Slide 1 - Diapositive

Aan het eind van deze les...
  • kun je enkelvoudige en samengestelde zinnen van elkaar   onderscheiden;
  • kun je een hoofdzin herkennen;
  • kun je een bijzin herkennen;
  • kun je twee enkelvoudige zinnen herschrijven tot           samengestelde zin

Slide 2 - Diapositive

Kenmerken basiszin

Uit hoeveel delen bestaat een basiszin minimaal? 

Slide 3 - Diapositive

Startopdracht
Schrijf de twee zinnen op waaruit elk van de onderstaande samengestelde zinnen bestaat. Benoem de persoonsvormen en het voegwoord.
1. Je moet de rode puntpaprika's in reepjes snijden en je kunt daarna de zaadjes eruit halen.
2. De kok moet de uitjes fruiten voordat de andere groenten erbij kunnen.
3. De wielrenner stopte met fietsen toen hij de auto met hoge snelheid zag naderen.
4. Het meisje verwacht dat ze van de slager een stukje worst krijgt.
5. Wil je nog een beetje cola of drink je liever iets anders? 
6. De patiënt moet zich al om zeven uur bij de dagbehandeling melden, omdat de verpleegkundige eerst een paar onderzoeken moet doen.

Slide 4 - Diapositive

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de Action.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 7 - Diapositive

Samengestelde zin
  • Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • Kunnen nevengeschikte zinnen zijn, of ondergeschikte zinnen.

Slide 8 - Diapositive

Nevenschikking

- Zinnen kunnen los van elkaar voorkomen.

- Je zou in principe tussen alle zinnen een punt kunnen zetten.

Onderschikking

- De zinnen kunnen niet los van elkaar voorkomen.

- De zinnen zijn afhankelijk van elkaar.

Slide 9 - Diapositive

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 10 - Diapositive

Nevenschikkende voegwoorden

  • En
  • Maar
  • Dus
  • Want
  • Of
Onderschikkende voegwoorden

  • Aangezien
  • Als
  • Dat
  • Doordat
  • Terwijl
  • Toen
Enz.

Slide 11 - Diapositive

Volgorde hoofdzin

-
Persoonsvorm staat vooraan in een zin, naast het onderwerp.
Volgorde bijzin

- Persoonsvorm staat achteraan.
- Persoonsvorm staat niet naast het onderwerp.

Slide 12 - Diapositive

Opdracht
Herschrijf onderstaande enkelvoudige zinnen tot samengestelde zinnen. 
A De brandweermannen moeten de woningen inspecteren.          De bewoners mogen de noodzakelijke spullen ophalen.
B Ik zal de was aan de waslijn hangen. Het droog is.
C Vandaag schijnt de zon. Morgen regent het de hele dag            volgens de weerapp.
D De leraar verwacht. We het werkstuk morgen inleveren. 

Slide 13 - Diapositive

Opdracht -  vervolg
1.  Ruil je zinnen met die van een klasgenoot.
2. Hebben jullie per zin hetzelfde soort voegwoord gebruikt?
3. Bespreek het antwoord op de vorige vraag met elkaar.
4. Verander je zinnen als dat nodig is.

Slide 14 - Diapositive

Oefenen
  • Maak de oefeningen op CambiumNed.
  • Klik door naar de volgende slides.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

Slide 17 - Lien