oefentoets

Oefentoets hoofdstuk 3
paragraaf 3.1 t/m 3.5
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets hoofdstuk 3
paragraaf 3.1 t/m 3.5

Slide 1 - Diapositive

Geef de betekenis van het begrip:
Nijverheid

Slide 2 - Question ouverte

Geef de betekenis van het begrip:
Bestuursvorm

Slide 3 - Question ouverte

Geef de betekenis van het begrip:
Orakel

Slide 4 - Question ouverte

Geef de betekenis van het begrip:
Perspectief

Slide 5 - Question ouverte

Leg uit waarom er vanaf de 8e eeuw v.C Griekse kolonies rond de Middellandse Zee
ontstonden.

Slide 6 - Question ouverte

In het oude Griekenland waren er veel poleis (meervoud). Leg uit (2p)
a) Wat de Grieken bedoelden met het woord polis (enkelvoud)
b) Leg uit dat elke polis politiek zelfstandig was

Slide 7 - Question ouverte

In de stad Athene bestond er burgerrecht. Leg uit aan welke eis(en) een burger in Athene moest voldoen

Slide 8 - Question ouverte

Leg uit met één voorbeeld waarom het burgerschap in Athene voordelig was.

Slide 9 - Question ouverte

Bestuur met een erfelijke koning aan het hoofd
Bestuur waarbij burgers meebeslissen
Bestuur waarbij één man alle macht in handen krijgt
Bestuur waarbij een kleine groep mensen met voorrechten
(adel) de macht heeft
Aristocratie
Democratie
Monarchie
Tirannie

Slide 10 - Question de remorquage

Lees bron 1
De machtige god Kronos was getrouwd met zijn zus Rheia. Samen kregen ze kinderen, maar Kronos at hen op, omdat hem was voorspeld dat een van hen zijn macht zou afnemen. Maar Rheia wist één zoon verborgen te houden, Zeus. In plaats van de baby gaf ze haar man in doeken gewikkelde stenen, die hij verzwolg. Zeus gaf zijn vader een drank waardoor hij de opgegeten kinderen uitspuugde. Daarna zette Zeus zijn vader af en werd hij de oppergod. Zijn uitgespuugde broer Poseidon werd god van de zee, broer Hades god van de onderwereld, zus Demeter godin van de landbouw en zus Hestia godin van het haardvuur.

Slide 11 - Diapositive

Noem twee kenmerken van de Griekse godsdienst die je ziet in bron 1. Leg voor elk kenmerk uit waar je het in de bron leest.

Slide 12 - Question ouverte

Lees bron 2
De heilige ziekte lijkt mij niet goddelijker of heiliger dan andere ziektes, maar ze heeft zoals de andere ziektes een natuurlijke oorzaak. Maar de mensen denken dat deze ziekte van goddelijke oorsprong is, omdat zij er geen oplossing voor weten en er verbaasd over zijn dat deze ziekte niet op de andere ziektes lijkt.

Slide 13 - Diapositive

De Grieken hadden een mythologische en een wetenschappelijke verklaring voor ziektes.
Wat voor soort verklaring vond Hippocrates juist? Leg je antwoord uit

Slide 14 - Question ouverte

Filosofie
Natuurkunde
Wiskunde
Geschiedenis
Archimedes
Pythagoras
Herodotus
Aristoteles

Slide 15 - Question de remorquage

Leg de volgende stelling uit: De Olympische Spelen creëerden tijdelijk een soort eenheid in de Poleis.’

Slide 16 - Question ouverte

Welke bouwstijl zie je bij deze zuil
A
Dorisch
B
Ionisch
C
Korinthisch
D
Hellenistisch

Slide 17 - Quiz

Welke bouwstijl zie je bij deze zuil
A
Dorisch
B
Ionisch
C
Korinthisch
D
Hellenistisch

Slide 18 - Quiz

Welke bouwstijl zie je bij deze zuil
A
Dorisch
B
Ionisch
C
Korinthisch
D
Hellenistisch

Slide 19 - Quiz

Wat zie je op de kaart?
A
Splitsing in West- en Oost- Romeinse Rijk
B
Splitsing in West-Romeinse Rijk en Byzantijnse rijk
C
De val van het West-Romeinse Rijk
D
Rome en Constantinopel

Slide 20 - Quiz

Hoe kon het dat de Romeinen andere volken gemakkelijk versloegen?
A
Romeinen hadden meer kracht
B
De Romeinen waren sneller
C
De Romeinen hadden een beroepsleger
D
Het Romeinse leger had meer paarden

Slide 21 - Quiz

De Germanen gaven hun cultuur door aan de Romeinen.
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz



De Romeinen leefden in een landbouwstedelijke samenleving. Wat bedoelen we daarmee?
A
De Romeinen leefden van de landbouw en van handel in steden.
B
De Romeinen leefden van de jacht en van de landbouw
C
De Romeinen leefden van de jacht en van de handel in grote steden.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 23 - Quiz


Toen de Romeinen Nederland binnen waren gevallen, was er sprake van romanisatie bij de Germaanse stammen.
➤Wat was die romanisatie? 


A
Onderwerping van volken door de Romeinen
B
Verovering van een gebied door de Romeinen
C
Het door de Germanen aan andere volken opleggen van hun cultuur
D
Het vrijwillig overnemen van onderdelen uit de cultuur van de Romeinen door overwonnen volken.

Slide 24 - Quiz

Lees de tekst. Er mist een woord. Welk woord moet op de stippellijn staan?
Het woord ...................... is oorspronkelijk de naam voor de leden van enkele Romeinse families; het hoofd ( vader) van zo'n familie was lid van de Senaat. Zij waren met andere woorden dus leden van de Romeinse adel.
A
Proletariër
B
Plebejer
C
Patriciër
D
Dictator

Slide 25 - Quiz

Zet de namen op de goede plek in de piramide.
Plebejers
Patriciërs
Proletariërs

Slide 26 - Question de remorquage


Uitspraak van een Romeinse keizer:
 “. Door nu aan de christenen en verder aan iedereen
de mogelijkheid te geven om vrij die godsdienst te kiezen die ieder wil, hopen we dat de
godheid in de hemel - wie dat dan ook is- ons en onze onderdanen gunstig gezind zal zijn."

Lees de bron.
Over welke keizer gaat de bron en waarover spreekt hij?
A
Dit is keizer Theodosius die het christendom tot staatsgodsdienst maakt.
B
Dit is keizer Diocletianus die hervormingen in het christendom doorvoert.
C
Dit is keizer Augustus die de christenen welgezind is
D
Dit is keizer Constantijn die het christendom toestaat

Slide 27 - Quiz

Welke spelen hielden de Romeinen hier?
A
Gladiatoren spelen
B
Olympische spelen
C
Paardenrennen
D
Gevecht spelen

Slide 28 - Quiz