Herhalen lesstof voor de toets

Welkom 1MH3!
Telefoon in telefoontas
Ga rustig zitten
Jas uit, tas van tafel
Pak je leesboek
Monden dicht!
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom 1MH3!
Telefoon in telefoontas
Ga rustig zitten
Jas uit, tas van tafel
Pak je leesboek
Monden dicht!

Slide 1 - Diapositive

Agenda van de les

Lezen  30 minuten
Nieuwsitem 10 minuten
Quiz 20 minuten

Slide 2 - Diapositive

Emigreren betekent:
A
Verhuizen naar een ander land
B
Verhuizen in je eigen land
C
Vluchten
D
Aanpassen

Slide 3 - Quiz

Minuscuul betekent:
A
Groot
B
Een paar minuten
C
Klein
D
Minimaal

Slide 4 - Quiz

Debuteren betekent: verdubbelen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Welke hoort er niet bij?
Een woordraadstrategie is:
A
Een bekend woorddeel zoeken
B
Een synoniem zoeken
C
Een omschrijving zoeken
D
Googlen

Slide 6 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp in de zin?
A
Door de zin in een andere tijd te zetten
B
Door het woord te verkleinen
C
Door de vraag: wie of wat + persoonsvorm
D
Door er een vraagzin van te maken

Slide 7 - Quiz

Wat is een bepaald lidwoord?
A
In
B
mooie
C
Kast
D
Het

Slide 8 - Quiz

Wanneer gebruik je de verlengproef?
A
In de verleden tijd
B
Als een woord geen persoonsvorm is
C
Alleen bij werkwoorden
D
Alleen bij zelfstandige naamwoorden

Slide 9 - Quiz

Wat doe je bij globaal lezen?
A
Je leest de titel en tussenkopjes
B
Je leest de inleiding
C
Je bekijkt de afbeeldingen bij de tekst
D
Je leest de eerste en laatste zin van alle alinea's

Slide 10 - Quiz

Wat doe je bij oriënterend lezen?
A
Je leest de titel en tussenkopjes
B
Je bekijkt de tekst en leest het eerste stukje van de tekst
C
Je leest de inleiding en het slot
D
Je bekijkt de afbeeldingen bij de tekst

Slide 11 - Quiz

Compenseren betekent:
A
Bemesten
B
Aanvullen
C
Muziek maken
D
Spreken

Slide 12 - Quiz

Waar of niet waar?
In iemands voetsporen treden betekent: iemands voorbeeld volgen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Vul in d of t?
Chaoo.
A
d
B
t

Slide 14 - Quiz

Vul in d of t?
Aardkloo.
A
d
B
t

Slide 15 - Quiz

Vul in d of t?
Bla.
A
d
B
t

Slide 16 - Quiz

Vul in d of t?
Zwaar.
A
d
B
t

Slide 17 - Quiz

Vul in d of t?
Nederlan.
A
d
B
t

Slide 18 - Quiz

Vul in d of t?
Beantwoor.
A
d
B
t

Slide 19 - Quiz

Welke is juist?

A
Strijkijzer
B
Strijkeizer

Slide 20 - Quiz

Welke is juist?
A
begrafenis
B
begravenis

Slide 21 - Quiz

Welke is juist?
A
laarsen
B
laarzen

Slide 22 - Quiz

Welke is juist?
A
Partijleider
B
Parteileider
C
Parteilijder
D
Partijlijder

Slide 23 - Quiz

Welke is juist?
A
Allebij
B
Allebei

Slide 24 - Quiz

Welke is juist?
A
IJs
B
Eis

Slide 25 - Quiz