woordenschat en formuleren 3h H3 les 2 5 januari

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welkom bij de les

• Methodeboek
• Schrift
• Pen
• Camera aan
• Microfoon uit

programma

Nakijken opdr 4 en 5 blz 94 en 95

Uitleg formuleren blz 100

Online maken opdr 1 en 2: 

Lezen in je leesboek (week van 18 januari verwerkingsopdracht)

nakijken opdr 4 en 5

Neem de antwoorden voor je.

Je krijgt zo een sleepopdracht te maken.

maaltijd

hoek

stoel

stroom

buffet

huurwoning

receptie

beslissing

een dode

een gezonde 

groene

een lopend

een luie

een sociale

een staande

een verstandige

Wat is nu de betekenis van deze woordcombinaties

?

opdr 4

 a (een) dode hoek – deel rond een voertuig dat de chauffeur niet kan zien

b (een) gezonde maaltijd – een maaltijd die gezond is voor degenen die hem opeten

c groene stroom – elektriciteit die is opgewekt uit duurzame energiebronnen om het milieu (groen) te sparen

d (een) lopend buffet – een gedekte tafel met gerechten waar de gasten langslopen

e (een) luie stoel – een stoel waarin je kunt zitten als je lui bent

f (een) sociale huurwoning – een goedkope huurwoning voor mensen die niet over genoeg financiële middelen beschikken om een woning te huren in de vrije sector

g (een) staande receptie – een receptie waarbij de bezoekers staan omdat er geen gelegenheid is om te zitten

h (een) verstandige beslissing – een beslissing die genomen wordt door een verstandig iemand 

opdr 5

 1 spraakmakende  

2 keurmeester  

3 uiteenlopende  

4 etablissement 

5 misstanden  

6 confronteert  

7 onder de maat  

8 met lede ogen

9 neemt … de proef op de som

10 toko’s  

11 liegen er niet om  

12 kiemgetallen

13 schrikbarend  

14 gewapend met 

15 falende

16 geldende  

geef de betekenis van: liegen er niet om

Geef de betekenis van schrikbarend

geef de betekenis van: etablissement

theorie blz 100

Startopdracht

Samen doorlezen en bespreken.

blz 100: startopdracht. Geef antwoord op vraag a

blz 100 startopdracht . Geef antwoord op vraag b.

de-woorden (de jongen, de bibliotheek)

blz 96 theorieboek

Neem voor je

even oefenen

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden? meerdere antwoorden

1. dit
2. deze
3. die
4. dat

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'boek'?

1. deze, die
2. deze, dat
3. dit, dat
4. die, dit

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'vogel'?

1. deze, die
2. deze, dat
3. dit, dat
4. die, dit

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

ze

het huis

de vriendschap

de jongen

dit, dat, het, zijn

zij, ze, haar, deze, die

hij, hem, zijn, deze, die

zelfstandige oefenen

Log in op de methodesite

Maak de opdrachten die klaar staan: opdr 1 en 2 blz 101

Lees verder in de leesboek!!!

Veel succes Tot woensdag!