Werkwoorspelling t.t. - v.t. - v.d.

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Herhaling

• Tegenwoordige tijd
  
•  Verleden tijd
• Voltooid deelwoord

tegenwoordige tijd

1. Neem het hele werkwoord
   voorbeeld: verzenden
2. Haal -en eraf, dan krijg je de stam van het werkwoord
   voorbeeld: verzend
3. ik-vorm --> ik-vorm: Ik verzend dat.
   een ander --> ik-vorm + t: Hij verzendt dat.
   meervoud --> hele werkwoord: Wij verzenden dat.
   ... je/jij --> ik-vorm: Verzend je/jij dat even?
   gebiedende wijs --> altijd de ik-vorm: Verzend die e-mail eens!

verleden tijd

Klankverandering? 
             voorbeeld: loop --> liep

Geen klankverandering?

             1. Kijk naar de stam van het werkwoord (-en)

             2. Zit de laatste letter in 't Kofschip --> T - K - F - S - CH- P

•                       Enkelvoud: ik-vorm + te
•                        Meervoud: ik-vorm +ten

3. Zit de laatste letter niet in 't Kofschip?

•  Enkelvoud: ik-vorm + -de
• Meervoud: ik-vorm + -den

Voorbeelden

Lachen

      1. stam = Lach

      2. Laatste letter van de stam = H --> zit in 't Kofschip

      3. Enkelvoud: Ik lachte

           Meervoud: Wij lachten

Verhuizen

      1. stam = Verhuiz

     2. Laatste letter van de stam = Z --> zit niet in 't Kofschip

     3. Enkelvoud: Ik verhuisde

Meervoud: Wij verhuisden

Voltooid deelwoord

Een voltooid deelwoord heeft altijd een hulpwerkwoord.

Dit is een vorm van: zijn, hebben of worden.

Daarmee wordt aangegeven dat iets al zo is/ al gebeurd is enzovoort.

We gebruiken hier weer 't Kofschip

Voorbeeld

- Gebeuren

Gisteren is dat ........

1. stam van het werkwoord: gebeur

2. 'is' is het hulpwerwoord

3. -r is de laatste letter van de stam --> niet in 't Kofschip

4. Gisteren is dat Gebeurd

werkwoord: lopen
tegenwoordige tijd
Hij ....... over straat.

1. loop
2. loopt
3. liep
4. gelopen

werkwoord: vertellen
voltooide tijd
Jan heeft dat tegen hem .......

1. vertelt
2. vertelde
3. verteld

werkwoord:
verleden tijd
Hij ....... de sneeuwbal.

1. gooite
2. gegooid
3. gooide

werkwoord: beantwoorden
tegenwoordige tijd
Lisa ......... zijn vraag.

1. beantwoordt
2. beantwoord
3. beantwoorde

werkwoord: beantwoorden
tegenwoordige tijd
Waarom ....... je zijn vraag niet?

1. beantwoordt
2. beantwoord

werkwoord: wuiven
verleden tijd
Zij ....... naar haar oma.

1. wuifde
2. wuifte

werkwoord: herstellen
voltooide tijd
De hond is weer ...... na zijn operatie.

1. herstelt
2. hersteld
3. hersteldt

AAN DE SLAG

Zelfstandig werken

- 10 minuten

- Eerste 3 minuten in stilte!

- Overleggen doe je fluisterend.

- Vinger opsteken als je mij nodig hebt.

- Klaar? Ga verder waar je gebleven bent met je huiswerk of lees in je leesboek.

Óf probeer zelf zinnen te maken waarbij je werkwoordspelling toepast.

- Lever je werkblad bij mij in!