2020-03-24 Writing skills (schrijfvaardigheid)

Grammatica (possessive pronouns) 
&
Writing skills (schrijfvaardigheid)
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica (possessive pronouns) 
&
Writing skills (schrijfvaardigheid)

Slide 1 - Diapositive

About today
We beginnen vandaag met een stukje grammatica over bezittelijke voornaamwoorden. 

Daarna volgt er uitleg over de schrijfopdracht van aanstaande donderdag en oefeningen daarover. 


Slide 2 - Diapositive

Wanneer gebruik je een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 3 - Question ouverte

Welke Engelse
bezittelijke
voornaamwoorden
ken je al?

Slide 4 - Carte mentale

Possessive (bezittelijke) pronouns
'Zonder van' (staat direct voor het zelfstandig nw)
1. Mijn  =  My
2. Jouw  =  Your
3. Zijn  =  His
4. Haar  =  Her
5. zijn/haar (ding)  =  Its
6. Ons/onze  =  Our
7. Jullie  =  Your
8. Hun  =  Their
'Met van' (staat los van het zelfstandig naamwoord)
1. van mij =  mine / of mine
2. van jou  =  yours / of yours
3. van hem  =  his / of his
4. van haar  =  hers / of mine
5. van het  =  its / of its
6. van ons  =  ours / of ours
7. van jullie  =  yours / of yours
8. van hen  =  theirs / of theirs

Slide 5 - Diapositive

Exercise 1
Choose the correct possessive pronoun

Slide 6 - Diapositive

This is (mijn) bike, it is (van mij)
A
mine, my
B
my, my
C
mine, mine
D
my, mine

Slide 7 - Quiz

See that dog? (zijn/haar) tail is long.
A
his
B
her
C
its
D
it's

Slide 8 - Quiz

This is a design (van haar).
A
her
B
hers
C
of hers
D
of her

Slide 9 - Quiz

(Onze) mother gave (haar) friend a car.
A
us, hair
B
our, her
C
ours, hers
D
our, hers

Slide 10 - Quiz

This is a book (van mij)
A
my
B
of me
C
of my
D
of mine

Slide 11 - Quiz

(hun) train is late.
A
they
B
them
C
theirs
D
their

Slide 12 - Quiz

Is that car there (van hen)?
A
of them
B
theirs
C
their
D
they

Slide 13 - Quiz

This is a friend (van ons)
A
of ours
B
us
C
of us
D
of our

Slide 14 - Quiz

Exercise 2
Fill in the missing words.
Type the whole sentence.

Slide 15 - Diapositive

(wij) like (onze) English teacher.

Slide 16 - Question ouverte

(Hij) gave (zijn) mother a kiss.

Slide 17 - Question ouverte

(Zij) is a very nice girl. (Haar) friends are not so nice.

Slide 18 - Question ouverte

Do you have (mijn) bike? No, I have (van hen).

Slide 19 - Question ouverte

(Onze) dog gave (ons) (zijn) stick.

Slide 20 - Question ouverte

(Zijn) friend is also a friend (van mij).

Slide 21 - Question ouverte

(Onze) friend is also a friend (van hen).

Slide 22 - Question ouverte

Schrijfopdracht deze week! 
Aanstaande donderdag maken jullie een opdracht over schrijfvaardigheid. Deze opdracht zal donderdag opengezet worden in Magister op het moment dat je les hebt. Je hebt dan een uur de tijd om deze schrijfopdracht te maken en in te leveren via Magister. Je krijgt bijvoorbeeld de opdracht om een brief of review te schrijven. Deze opdracht wordt beoordeeld op basis van goed/voldoende/onvoldoende. 

Slide 23 - Diapositive

Voorbereiding
Ter voorbereiding op deze schrijfopdracht, gaan we een aantal dingen doen vandaag: 
  • Filmpjes bekijken met tips over schrijfvaardigheid.
  • Een quiz over allerlei schrijfvaardigheidsonderwerpen.
  • Oefenen via de methode. 

Slide 24 - Diapositive

Eerst een aantal filmpjes.
  • Kies minstens 2 filmpjes uit de volgende dia's om te bekijken.  

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Vidéo

Slide 29 - Vidéo

Slide 30 - Vidéo

Writing skills quiz
Nu even een testje om te kijken hoe je ervoor staat. Het zijn allerlei verschillende vragen en opdrachten, maar ze hebben allemaal wel iets met schrijfvaardigheid te maken. Succes! 

Slide 31 - Diapositive

Their / there / they're

According to an old legend, ..... treasure is buried on that island.
A
their
B
they're
C
there

Slide 32 - Quiz

I wonder if ..... planning to go shopping with us.
A
their
B
they're
C
there

Slide 33 - Quiz

I believe Anna left her glasses over ..... .
A
their
B
they're
C
there

Slide 34 - Quiz

It's ..... decision, so I'll just stay out of it.
A
their
B
they're
C
there

Slide 35 - Quiz

Leestekens: Which one is correct?
A: I have one goal; to find her.
B: I have one goal: to find her.
A
A
B
B

Slide 36 - Quiz

Which one is correct?
A: I want butter, sugar and flour.
B: I want: butter, sugar and flour.
A
A
B
B

Slide 37 - Quiz

Which one is correct?
A: You may be required to bring many things: sleeping bags, pans, utensils, and warm clothing.
B: You may be required to bring many things; sleeping bags, pans, utensils and warm clothing.
A
A
B
B

Slide 38 - Quiz

Which one is correct?
A: When he got home, (it was already dark outside) he fixed dinner.
B: When he got home (it was already dark outside), he fixed dinner.
A
A
B
B

Slide 39 - Quiz

Provide the formal word for (geef het formele/nette woord voor):

kids

Slide 40 - Question ouverte

Provide the formal word for (geef het formele/nette woord voor):

cops

Slide 41 - Question ouverte

Provide the formal word for:

wanna

Slide 42 - Question ouverte

Provide the formal word for:

gonna

Slide 43 - Question ouverte

Zet deze woorden in de juiste volgorde:
We - after school - at 3 o'clock - meet

Slide 44 - Question ouverte

Vorm een vraag met deze woorden:
I - help - can - you - ?

Slide 45 - Question ouverte

Welke vraagzin is correct?
I love chocolate.

A
Love I chocolate?
B
Do I love chocolate?

Slide 46 - Quiz

Welke vraagzin is correct?
I walk to school.
A
Do I walk to school?
B
Walk I to school?

Slide 47 - Quiz

Welke vraagzin is correct?
Frank has got a big room.
A
Has Frank got a big room?
B
Does Frank have got a big room?

Slide 48 - Quiz

Welke vraagzin is correct?
Julie and Jane have got the same bikes.
A
Have Julie and Jane got the same bikes?
B
Doe Julie and Jane have got the same bikes?

Slide 49 - Quiz

I - like - don't - this colour

Slide 50 - Question ouverte

bought - I - last month - a new phone

Slide 51 - Question ouverte

She'll - here - tomorrow - be

Slide 52 - Question ouverte

Tijd voor de methode
Open Unit 4.4
Do exercise 6, 7, 8, 11, 12, 13, 14

Klaar? Leer de woorden + zinnen van dit hoofdstuk via Quizlet. 

Slide 53 - Diapositive