Verkeersexamen

• Aardrijkskunde
• Basisschool
• Groep 8

Voorbereiding verkeersexamen

Combineer de juiste tekst met het verkeersbord.

Je mag hier niet...

Kijk hier is...

Pas op...

Je moet hier...

Voorrangsborden

Jij hebt voorrang op het verkeer bij alle aankomende zijstraten en kruisingen.

Jij rijdt niet meer op een voorrangsweg!

Jij hebt voorrang op

verkeer van links en rechts.

Jij hebt voorrang op het verkeer uit de linker zijstraat. 

Jij hebt voorrang op het verkeer uit de rechter zijstraat. 

Het waarschuwt je dat je voorrang moet geven aan het verkeer uit de zijstraten. 

 Je moet stoppen en voorrang geven aan al het verkeer van links en rechts.

Belangrijkste regels:

- Rechts heeft voorrang!  (...behalve bij haaientanden)

- Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor, dus sla jij af dan moet je degene die rechtdoor gaat voor laten 

- Kom je uit een uitrit? Dan moet je altijd wachten op de rest

- Houd altijd rechts aan! 

Wat is een uitrit?

Een uitrit is een speciale plek langs de weg waar je een gebouw of een besloten erf kunt verlaten. Het kan ook de uitgang zijn van een dwarsweg die op een kruisende weg uitkomt.

Vraag 1
Noor ziet een verkeersbord.
Welke beginzin hoort bij dit bord?

1. Je mag hier niet...
2. Kijk, hier is...
3. Pas op...
4. Je moet hier...

Vraag 2
Jennifer wil rechtdoor.
Wie moet ze voor laten gaan?

1. Niemand, ze mag zelf eerst.
2. Ze moet de motor voor laten gaan.
3. Ze moet de fietser voor laten gaan.
4. Ze moet de fietser en de motor voorlaten gaan.

Vraag 2
Noor loopt met de fiets aan de hand verder. Welke borden geven aan dat zij hier moet lopen?
Er zijn twee antwoorden goed.

( klik 1 van de 2 aan )

1. 
2. 
3. 
4. 

Vraag 3
Koen wil oversteken met de step.
De auto wil rechtsaf en de fietser linksaf.
Wie mag eerst gaan?

1. Koen
2. De fietser
3. De auto

Vraag 4
Sanne rijdt met haar skelter.
Wat kan zij het beste doen?

1. Zorgen voor verlichting om gezien te worden.
2. Zorgen voor een fietsbel om gehoord te worden.
3. Zorgen voor voldoende snelheid om niet te hinderen.

Vraag 5
Eva nadert een kruising. Er staat een vrachtauto te wachten. Eva en de vrachtauto willen allebei rechtdoor.
Waar kan Eva het beste wachten?

1. Plaats 1
2. Plaats 2
3. Plaats 3
4. Op de stoep

Vraag 6
Vier kinderen fietsen naar school. Wat kunnen ze in deze situatie het beste doen?

1. Ze kunnen niet goed zien of er verkeer aankomt, dus moeten ze achter elkaar gaan fietsen.
2. Ze kunnen naast elkaar blijven fietsen, want de bocht is overzichtelijk.
3. Ze kunnen het beste ruimte maken voor andere weggebruikers en in de berm fietsen.

Vraag 7
Tom luistert naar muziek door een koptelefoon.
Waarom is dat gevaarlijk?

1. Tom merkt een gat in het wegdek voor hem niet op.
2. Tom merkt de scooter achter hem niet op.
3. Tom merkt het verkeersbord niet op.

Vraag 8

Mees fietst en ziet voor zich een stilstaande auto.

En een bus die weg wil rijden. Wat kan Mees het beste doen?

❌

✅

❌

Vraag 9
Isa nadert de rotonde. Wie moet zij voorrang geven?

1. De fietser van links (A) en de fietser van rechts (C)
2. De fietser van links (A) en de voetganger (B)
3. De fietser van rechts (C) en de voetganger (B)

Vraag 10

Welke fiets is veilig?

✅

❌

❌

Vraag 12
Romy wil rechtdoor.
De andere verkeersdeelnemers gaan ook rechtdoor. Wat is het grootste gevaar voor Romy?

1. Dat Romy geen voorrang krijgt van de motor, omdat deze haar niet op tijd ziet..
2. Dat Romy geen voorrang krijgt van de fietser, omdat deze haar niet op tijd ziet.
3. Dat de voetgangers Romy niet laten voor gaan, omdat ze aan het kletsen zijn.

Vraag 11
Milo fietst met zijn vrienden. Ze naderen deze kruising. Wat kan Milo nu het beste doen?

1. Doorfietsen, om zo de groep bij elkaar te houden.
2. Stoppen en de anderen laten gaan.
3. Doorfietsen, want de anderen konden ook voor het verkeer langs.

Vraag 13
Fianne fietst achter twee andere fietsers. Van rechts komt een racefietser met hoge snelheid aan. Wat kan Fianne nu het beste doen?

1. Zo achter de fietsers voor haar blijven fietsen.
2. Bellen en roepen naar de fietsers voor haar.
3. Meer afstand nemen tot de fietsers voor haar.

Vraag 14

Anna en Eva fietsen naast elkaar. Er komt een

auto aan. Wat moeten ze nu doen?

Er zijn twee antwoorden goed.

✅

✅ 

❌

Vraag 15
Cecilia wil rechtsaf.
Wie moet ze voor laten gaan?

1. Niemand, ze mag zelf eerst.
2. Ze moet Marleen en de auto voor laten gaan.
3. Ze moet de auto voor laten gaan.
4. Ze moet Marleen voor laten gaan.

Vraag 16

De auto verlaat een uitrit.

Wat kan Finn het beste doen?

✅

❌

❌

Vraag 18
Jeno wil oversteken. Het verkeerslicht springt net op groen. Van links komt een fietser. Waar moet Jeno rekening mee houden?

1. Dat hij de fietser voor moet laten gaan.
2. Dat hij aan de overkant is voordat het groene licht gaat knipperen.
3. Dat hij misschien niet wordt voorgelaten door de fietser.

Vraag 17
Mag Minte hier links afslaan?

1. Ja, het bord met de pijl naar rechts geldt alleen voor voetgangers.
2. Ja, het bord met de pijl naar rechts geldt alleen voor auto’s.
3. Nee, het bord met de pijl naar rechts geldt ook voor fietsers.

Vraag 19
Welke verkeersdeelnemer krijgt voorrang bij een kruispunt zonder verkeersborden?

1. Bestuurders van rechts
2. Voetgangers
3. Fietsers
4. Tractoren

Vraag 20
Wat moet je doen als je rechtsaf wilt slaan met de fiets?

1. Rechts uitvoegen en hand uitsteken
2. De bel gebruiken
3. Links uitvoegen en hand uitsteken
4. Doorrijden zonder hand uitsteken

Door deze les heb ik een goed gevoel dat ik mijn praktijk verkeersexamen ga halen.

😒🙁😐🙂😃

Heb je nog vragen? Zo ja, wat is je vraag?

Tips!

- Houd rechts aan

- Let op de verkeersborden en lichten

Maar doe vooral je best!