HA2c - Thursday 11 April - unit 5.4: grammar; if-sentences (first conditional)

Welcome HV2a/AT2a
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welcome HV2a/AT2a

Slide 1 - Diapositive

Planning:

  • new grammar item: first conditional (if-sentences)
  • do: ex. 7, 8, 9 (unit 5.4)
  • homework 

Slide 2 - Diapositive

Pay attention to my examples...

Slide 3 - Diapositive

What have you just noticed?

Slide 4 - Carte mentale

Dutch examples:
1. Als ik op tijd vertrek, zal ik de bus op tijd halen.

2. Als we niet haasten, zullen we daar niet op tijd aankomen.
3. Als je goed leert, zul je een voldoende halen voor de toets.

Slide 5 - Diapositive

if-sentences: first conditional
De first conditional gebruik je:
- als er aan een VOORWAARDE voldaan wordt, is de kans groot dat dit zal gebeuren.

(Een conditional wordt ook een if-zin genoemd.)

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Een conditional bestaat uit twee delen: 
-  de if-zin zin (eigenlijk een zinsdeel)
- en een hoofdzin
------------------------------------
In de if-zin gebruik je de PRESENT SIMPLE.
In de hoofdzin gebruik je WILL + HELE WERKWOORD.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

1. Als ik de loterij win, zal ik een auto kopen.

2. Als we niet haasten, zullen we daar niet op tijd aankomen.

Slide 10 - Diapositive

Je kunt de zinsdelen ook omdraaien!
If I win the lottery, I will buy a car.
I will buy a car, if I win the lottery.

If we don't hurry, we won't get there in time.
We won't get there in time,
if we don't hurry.


Slide 11 - Diapositive

If I ... (have) enough money, I ... (buy) new shoes.
A
have - buy
B
have - will buy
C
will have - buy
D
has - bought

Slide 12 - Quiz

If she............ listen, I................call the police.
A
don't will - will
B
will - don't
C
doesn't - will

Slide 13 - Quiz

I ..........(to stay), if it.............(to rain).
A
will stay - rains
B
stay - will rain
C
will stays - rains

Slide 14 - Quiz

Homework:
unit 5.4
ex. 6 & 7 

Slide 15 - Diapositive