18/10 boekpitch/presenteren fictie



                De boekpitch
                         Fictie
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon



                De boekpitch
                         Fictie

Slide 1 - Diapositive

Planning

  • Instructie
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van jullie presentatie hebben jullie
  • verhalen gelezen
  • nagedacht over de gelezen verhalen
  • je verdiept je in het geven van leestips
  • je heb beoordelingswoorden gebruikt en die met voorbeelden onderbouwd
  • geoefend met presenteren/ spreekvaardigheid
  • weet je hoe je een boek pitcht!



Slide 3 - Diapositive

Als je 'boekenpitch' hoort.
Waar denk je dan aan?

Slide 4 - Carte mentale

Wat is belangrijk wanneer je iets moet
presenteren voor publiek?

Slide 5 - Carte mentale

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Vidéo

Welke pitch vond je beter
en waarom?

Slide 10 - Carte mentale

Iemand overhalen
• Bedenk vooraf argumenten waarom mensen dit boek juist wel of niet moeten lezen.
• Trek de aandacht van je luisteraars met woorden als Nergens goedkoper, Spaar ze allemaal, Drie halen, twee betalen, Doneer nu, zodat … of Doe ook mee, maar dan van toepassing op jouw boek ;)
• Laat het product zien.

Slide 11 - Diapositive

Enthousiast spreken
Als je iets wilt verkopen of je wilt dat anderen meedoen aan iets wat je organiseert, dan moet je enthousiast spreken. 
Het doel is immers om iemand over te halen om iets van je te kopen of mee te doen met de actie.

Slide 12 - Diapositive

Zo spreek je enthousiast 
• Straal uit dat je het product of de actie zelf echt fantastisch vindt; dan kom je overtuigend over.
• Spreek verstaanbaar en op een opgewekte toon.
• Kijk je publiek aan en glimlach veel.
• Gebruik wervende bijvoeglijke naamwoorden als geweldig, fantastisch, ongelofelijk, super.
• Gebruik een slogan (een slagzin) die past bij het product of de actie.

Slide 13 - Diapositive

Presenteren: de uitvoering
  • Spreek rustig en duidelijk, maar niet saai.
  • Kijk de klas rond; richt je blik niet op één persoon.
  • Sta rechtop; stop je handen niet in je zakken.
  • Lees je presentatie niet voor; gebruik het spiekbriefje als geheugensteuntje.
  • Maak je presentatie interessanter voor je publiek door dingen te laten zien.
  • Vraag aan het eind of je publiek vragen heeft en zo ja, beantwoord ze dan.

Slide 14 - Diapositive

Personages: hoofdpersonen  
De hoofdpersoon in een verhaal is:

- De persoon die het meeste aandacht krijgt van de schrijver.
- Je leest het verhaal door zijn/haar ogen.
- Je weet hoe hij/zij eruit ziet en wat hij/zij doormaakt, denkt en zegt.
- Heel soms zijn er meerdere hoofdpersonen.

Slide 15 - Diapositive

5WH-vragen
Om je verhaal makkelijk samen te vatten kan je de 5WH-vragen gebruiken die we bij schrijven ook al gebruikt hebben:
  1. Wie (doet het/overkomt het)?
  2. Wat (is er gebeurd)?
  3. Waar (is het gebeurd?
  4. Wanneer (is het gebeurd)?
  5. Waarom (is het gebeurd)?
  6. Hoe (is het gebeurd)?

Slide 16 - Diapositive

Beoordelingswoord
Je gebruikt een beoordelingswoord om je mening te uiten.

Voorbeelden van beoordelingswoorden: mooi, grappig, saai, spannend, eng, realistisch, ouderwets, modern, langdradig, voorspelbaar, verrassend, kinderachtig, ingewikkeld, enz.


Slide 17 - Diapositive

Argumenten
Bij een mening geef je een argument.
Een argument is uitleg en ondersteuning bij jouw mening.
Argumenten zijn feiten, dus dingen die te controleren zijn.
--> bijvoorbeeld dingen uit het verhaal of een recensie over het boek
Een mening zonder argument is niets waard!

Dus NIET: Ik vind het stom, want ja het is stom...
--> Je herkent een argument aan 'want'.

Slide 18 - Diapositive

Dus...
Mening (bevat beoordelingswoord) + argument

Slide 19 - Diapositive

Inhoud pitch
  • Algemene informatie: titel boek, naam schrijver, jaar uitgave en uitgeverij 
  • Kort vertellen over de hoofdpersonen en  waar het verhaal over gaat (zo kort mogelijk, alleen hoofdpersonen en hoofdlijnen en niet het plot/de afloop!)
  • Je maakt duidelijk waarom het publiek dit boek moet lezen. Dit doe je met beoordelingswoorden en voorbeelden daarbij uit het boek.
  • Probeer een verrassingselement in te bouwen ( stemgebruik, spanning opbouwen)!
  • De presentatie duurt tussen de anderhalf en de twee minuten

Slide 20 - Diapositive

Ik vind het verrassend,
Ik vind het saai,
Ik vind het lastig, 
Ik vind het realistisch,
want ik kon het einde niet voorspellen.
want ik wist al hoe het af zou lopen en inderdaad (namen hoofdpersonen) komen weer bij elkaar.
want ik herken mij niet in de hoofdpersoon, ik heb niks met sociale media.
want ik kan mij goed voorstellen hoe de (naam hoofdpersoon) zich voelde toen zij (situatie).

Slide 21 - Question de remorquage

Ik weet wat een boekenpitch inhoudt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage

Ik weet hoe een goede boekenpitch opgebouwd is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage

Ik weet wat beoordelingswoorden en argumenten zijn en hoe ik beoordelingswoorden kan onderbouwen met argumenten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 25 - Question ouverte

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 26 - Question ouverte