havo3 spelling les 3

Pak je leesboek.

vandaag:
Verder met Spelling H2
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Pak je leesboek.

vandaag:
Verder met Spelling H2

Slide 1 - Diapositive

Toets
  • tweede of derde week na de herftvakantie: Spelling H1 t/m H3
  • Leesautobiografie en verwerkingsopdracht leesboek na de herfstvakantie.

Slide 2 - Diapositive

Spelling H1
Trema's, apostrofs en accenten

Slide 3 - Diapositive

Trema
Gebruik je om te voorkomen dat 2 klinkers in 1 woord samen worden uitgesproken
     Wel: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën
     Niet: gekopieerd, video, buiig

Leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler.

Slide 4 - Diapositive

Apostrof =  '
Als weglatingsteken: ’s avonds, Lars’ scooter, ’s-Hertogenbosch;

Uitspraakproblemen: kiwi’s, baby’s, Hanna’s fiets
      Niet bij: cadeaus, cowboys, Annes fiets

Afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, dvd’tje, pc’s;

Verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby’tje (maar: displaytje).

Slide 5 - Diapositive

Accenten
1. Accent aigu: logé, decolleté, soirée (geeft klemtoon aan)
      – Dat is volgens mij dé manier om de zaak aan te pakken. 
      – Jort heeft twéé auto’s en geen drie. 

2. Accent grave: barrière, crèche, fin de siècle

3. Accent circonflexe: crêpe, moment suprême (in het Frans stond hier vroeger een 's' achter)

Let op: Bij een opeenvolging van drie beklemtoonde letters in dezelfde lettergreep krijgen alleen de eerste twee letters een klemtoonteken, bijvoorbeeld: móói, frááie, ééuw.

Slide 6 - Diapositive

Cedille
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat: Curaçao, garçon, reçu. 

Normaal klinkt de c in die gevallen als k (caravan, cake, curieus).

Slide 7 - Diapositive

Spelling H2
Zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 8 - Diapositive

Wat valt je op?
  1. Mick stond gisteren met zijn stripboeken op de boekenmarkt en heeft ze alle gekocht.
  2. In de wachtkamer zaten zes patiënten die allen zenuwachtig waren.
  3. Mevrouw Jansen stuurde kerstkaarten naar al haar neven en nichten; ze heeft er dus vele gekocht.
  4. Velen waren vorige week op de familiebijeenkomst.

Slide 9 - Diapositive

Wanneer schrijf je met -n
Telwoorden als enkele, vele, weinige, sommige schrijf je met -n:
-Als het zelfstandig gebruikt wordt (dus staat in z'n eentje in de zin)
-Als het personen aanduidt
VB:
Allen waren uitgenodigd, maar sommigen zijn vanwege het slechte weer thuisgebleven.

Slide 10 - Diapositive

Wanneer schrijf je zonder -n
Telwoorden als enkele, vele, weinige, sommige schrijf je zonder -n:
-Als de telwoorden geen personen aanwijzen
-Ze niet zelfstandig, maar bijvoeglijk gebruikt worden

VB1. Enkele van de voorgestelde oplossingen bleek niet uitvoerbaar. (geen personen)
VB2. Vroeger hadden alle huisvrouwen een koffiemolen. (niet zelfstandig, maar bijvoeglijk gebruikt want het zegt iets over huisvrouwen)

Slide 11 - Diapositive

Telwoorden
Telwoorden als tientallen, honderden, (tien)duizenden, miljoenen hebben altijd een -n



Slide 12 - Diapositive

Even oefenen


De meeste / meesten leerlingen maken hun huiswerk.

Slide 13 - Diapositive

Even oefenen

De eerste / eersten schepten al op van het buffet, terwijl de laatste / laatsten mensen nog binnen moesten komen.

Slide 14 - Diapositive

Even oefenen

Ik heb vele / velen mensen gezien die alle / allen die lelijke broek aan hadden.

Slide 15 - Diapositive

Even oefenen

De ouders van Sandra hebben een goede baan, hoewel ze geen van beide / beiden hebben gestudeerd. 

Slide 16 - Diapositive

Even oefenen


Sommige / sommigen
van jullie vinden de meeste / meesten docenten wél aardig.

Slide 17 - Diapositive

Even oefenen

Uit alle / allen reacties bleek dat maar weinige / weinigen zich echt interesseren voor het milieu. 

Slide 18 - Diapositive

Huiswerk
Hoofdstuk 2 -> spelling (met of zonder -n -> opdracht 6 t/m 10 (blz 68 - 71)


Slide 19 - Diapositive