H1 Bloed

H1 Bloed
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

H1 Bloed

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt de onderdelen noemen, waar het bloed uit bestaat en deze in afbeeldingen herkennen en benoemen.
  • Je kunt de functies van de verschillende bloedbestanddelen noemen en uitleggen hoe ze werken.
  • Je kunt uitleggen wat bloedarmoede is, waardoor dit kan worden veroorzaakt en wat de gevolgen ervan zijn.
  • Je kunt na elkaar de processen noemen bij het vormen van een korstje op de wond.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt de verschillende bloedgroepen noemen en uitleggen hoe men met een test kan bepalen welke bloedgroep iemand heeft.
  • Je kunt uitleggen welk bloed je bij een bloedtranfusie wel en niet aan iemand met een bepaalde bloedgroep kan toedienen en waarom.
  • Je kunt bloed onder de microscoop bekijken, de bestanddelen herkennen, tekenen en benoemen.

Slide 3 - Diapositive

Kleur van het bloed 

zuurstofarm bloed

* In tekeningen vaak blauw gekleurd = donkerrood

* stromen naar het hart toe, van de organen af.

zuurstofrijk bloed

*In tekeningen vaak rood gekleurd = lichtrood

*komt door de hemoglobine die bindt aan zuurstof

Slide 4 - Diapositive

Welke kleur heeft zuurstofarm bloed?
Kies het beste antwoord
A
Blauw
B
Rood
C
Lichtrood
D
Donkerrood

Slide 5 - Quiz

Samenstelling van het bloed

Slide 6 - Diapositive

Samenstelling
  • Bloedcellen:
    - Rode bloedcellen
    - Witte bloedcellen
    - Bloedplaatjes
  • Bloedplasma (=serum)
    - Plasma-eiwitten
    - Water
    - Opgeloste stoffen

Slide 7 - Diapositive

0

Slide 8 - Vidéo

Rode bloedcellen
- geen celkern           
- vervoeren zuurstof             
- zuurstof bindt aan kleurstof
 hemoglobine                       

Slide 9 - Diapositive

Rode bloedcellen:
zuurstof vervoeren: rode bloedcellen
afvalstoffen vervoeren: koolstofdioxide

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

witte bloedcellen

Slide 12 - Diapositive

Witte bloedcellen

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Witte bloedcellen: afweer
- Fagocyten :
'opeten' van
indringer = macrofaag
- Lymfocyten 
ze maken antistoffen die specifiek op antigenen passen,
 ze laten ziekte kiemen aan elkaar kleven.


Slide 15 - Diapositive

Witte bloedcellen

Slide 16 - Diapositive

Witte bloedcellen
Ze worden bewaard en rijpen in de lymfeklieren.

Slide 17 - Diapositive

Bloedplaatjes

Slide 18 - Diapositive

Bloedplaatjes
- Stukjes bloedcellen                                  
- Geen celkern                                             
- Stolling: het maken van en korstje

Slide 19 - Diapositive

Bloedstolling
  1. Beschadiging
  2. Spieren in de wand van het bloedvat trekken samen.
  3. Bloedplaatjes hechten zich aan de bloedvatwand
  4. Fibrinogeen wordt omgezet in fibrine (draden)
  5. Bloedcellen blijven hangen tussen de dragen
  6. Een korstje is gevormd.

Slide 20 - Diapositive

Bloedstolling
Bloedplaatjes bijven kleven aan beschadigde wand.
Spiertjes in bloedvat trekken samen.
Bloedplaatjes geven een stof trombine af wat er voor zorgt dat fibrinogeen wordt omgezet in fibrine draden.
Hierin worden rode bloedcellen gevangen.

Slide 21 - Diapositive

Welke bloedcellen hebben geen celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
witte bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 22 - Quiz

Bloedplasma
Bloedplasma
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Rode bloedcellen

Slide 23 - Question de remorquage

Waaruit bestaat bloed?
A
Bloedplasma, rode bloedcellen, bloedplaatjes, water
B
Bloedplasma, rode bloedcellen, pindakaas
C
witte bloedcellen, rode bloedcellen
D
Bloedplasma, rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes

Slide 24 - Quiz

Bloedcellen
Rode bloedcellen hebben geen celkern en kunnen zichzelf niet herstellen.
Ze worden afgebroken in de lever.
Hemoglobine wordt naar het beenmerg gebracht.
Bloedcellen worden aangemaakt in het beenmerg van lange beenderen

Slide 25 - Diapositive

Specifiek afweersysteem

celmembraan met 
eiwitten = antigenen

Slide 26 - Diapositive

Iemand met bloedgroep A,
 
heeft antigeen A
 
en maakt automatsich antistoffen aan tegen antigeen B

Slide 27 - Diapositive



Iemand met bloedgroep AB maakt geen antistoffen aan, want niks is vreemd voor deze persoon

Slide 28 - Diapositive


Iemand met bloedgroep O, 
moet niks hebben van antigeen A en antigeen B 
en maakt voor beide antistoffen aan


Slide 29 - Diapositive

Bloedtransfusie

Slide 30 - Diapositive

Rhesusfactor
Het rhesus-antigeen heb je
 (Rh+) of niet (Rh-).             85% is Rh+

Rh+ kan bloed krijgen van
 Rh- en Rh+
Rh- alleen van Rh-.

Slide 31 - Diapositive

Een persoon met bloedgroep B- heeft een bloedtransfusie nodig.
Welke bloedgroep is mogelijk?
A
B-
B
B+
C
O- en B-
D
O - en B+

Slide 32 - Quiz

Karel heeft een bloedtransfusie nodig.
Hij heeft bloedgroep A. Van welke bloedgroepen kan hij bloed ontvangen?
A
Alleen A
B
A & 0
C
Alleen 0
D
Alleen B

Slide 33 - Quiz

Dwight heeft een bloedtransfusie nodig.

Van wie kan Dwight rode bloedcellen toegediend krijgen zonder gevaar voor klontering?
Meer antwoorden mogelijk
A
ans
B
bert
C
cynthia

Slide 34 - Quiz

Iemand met bloedgroep 0 heeft een bloedtransfusie nodig. Van welke bloedgroep(en) kan hij bloed ontvangen?
A
alleen 0
B
0 en A
C
0 en B
D
Van alle bloedgroepen

Slide 35 - Quiz

Iemand heeft bloed groep AB. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep AB.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen AB of B.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB, A of O.

Slide 36 - Quiz

Evaluatie leerdoelen
  • Je kunt de onderdelen noemen, waar het bloed uit bestaat en deze in afbeeldingen herkennen en benoemen.
  • Je kunt de functies van de verschillende bloedbestanddelen noemen en uitleggen hoe ze werken.
  • Je kunt uitleggen wat bloedarmoede is, waardoor dit kan worden veroorzaakt en wat de gevolgen ervan zijn.
  • Je kunt na elkaar de processen noemen bij het vormen van een korstje op de wond.

Slide 37 - Diapositive

Evaluatie Leerdoelen
  • Je kunt de verschillende bloedgroepen noemen en uitleggen hoe men met een test kan bepalen welke bloedgroep iemand heeft.
  • Je kunt uitleggen welk bloed je bij een bloedtranfusie wel en niet aan iemand met een bepaalde bloedgroep kan toedienen en waarom.
  • Je kunt bloed onder de microscoop bekijken, de bestanddelen herkennen, tekenen en benoemen.

Slide 38 - Diapositive