Chemische reacties en verbranding-ontleding

hst 3/4 chemische reacties 
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

hst 3/4 chemische reacties 

Slide 1 - Diapositive

Verbrandingen 1
  • Niet-ontleedbare stoffen
  • Algemene notatie van verbrandingen:
  • brandstof + zuurstof--> verbrandingsproduct(en)
  • verbrandingsproducten zijn oxides (verbindingen met zuurstof)
  • Denk aan ijzer (Fe) met zuurstof (2 Fe + O2  --> 2 FeO)
  • Denk aan nikkel (Ni) met zuurstof (2 Ni + O2 --> 2 NiO)

Slide 2 - Diapositive

Verbrandingen 2 : Volledige verbranding koolwaterstoffen


Ontleedbare stoffen
Koolstof verbranding : Bv CH4 + O2(g) --> H2O(l) + CO2(g) : CO2(g) is een broeikasgas en kan zorgen voor versterkt broeikaseffect als het ontstaan bij verbranding van fossiele brandstoffen
Als de brandstof ook zwavel (S) bevat ontstaat bij verbranding 
altijd zwaveldioxide SO(g )
C3H8S + 6 O2(g) --> 4 H2O(l) + 3 CO2(g) + SO2(g)

Slide 3 - Diapositive

Als een koolwaterstof verbrandt:
Daarvoor maak je gebruik van een Reagens = is een stof waarvan de eigenschappen veranderen als je er een bepaalde
stof bijmengt. Een reagens mag maar op één stof reageren.
  • Water toon je aan met wit  kopersulfaat
  • want dat wordt  blauw 
  • Koolstofdioxide toon je dus aan met  helder kalkwater  want dat wordt  troebel en wit
moet je kunnen aantonen (=  bewijzen) dat  de onzichtbare verbrandingsproducten waterdamp en koolstofdioxide zijn ontstaan. 

Slide 4 - Diapositive

Belangrijke aantoningsreacties
aan te tonen stof
indicator/aan-toningsproef
waarneming
water 
wit kopersulfaat
wit kopersulfaat wordt blauw in contact met water
koolstof-dioxide
kleurloos/helder kalkwater
wordt troebel en wit als er CO2 doorheen gaat
waterstof
gas opvangen en aansteken
je hoort een blaffend geluid
zuurstof
gloeiend voorwerp erbij 
voorwerp gaat feller branden

Slide 5 - Diapositive

Een reagens is ...
A
een stof om een andere stof mee aan te tonen.
B
een ander woord voor chemische reactie.
C
een stof die wordt aangetoond door een andere stof.

Slide 6 - Quiz

Met welk reagens kan je water aantonen?
A
Custart poeder
B
blauw kopersulfaat
C
wit kopersulfaat
D
Jood

Slide 7 - Quiz

Zuurstof kun je aantonen door:
A
Helder kalkwater wordt troebel
B
Wit kopersulfaat wordt blauw
C
Een een gloeiende houtspaander brandt feller
D
Bij verbranden hoor je een 'plop' geluid

Slide 8 - Quiz

Van reactieschema naar reactievergelijking
  1. Noteer het reactieschema (= in woorden) met toestands-aanduiding (fase) waarbij (s) =vast, (l) =vloeibaar, (g) = gasvormig.
  2. Noteer de beginstoffen (voor de pijl) en de reactieproducten (na de pijl) in een reactieschema
  3. Vervang de stofnamen door molecuulformules
  4. Noteer daarna in symbolen (check of je voor én na de reactie dezelfde atoomsoorten hebt)
  5. Kloppend maken  van de reactievergelijking

Slide 9 - Diapositive

Stel bij de volgende situaties de reactievergelijking op; eerst in woorden, dan in symbolen en maak kloppend
  1. Bij de verbranding van waterstof wordt er waterdamp gevormd.
  2. Bij het roesten van ijzer ontstaat ijzeroxide met de formule Fe2O3
  3. Bij de onvolledige verbranding van ethaan C2H6 (g) ontstaat naast water nog een andere stof

Slide 10 - Diapositive

Verbranding van waterstof
  1. waterstof + zuurstof --> waterdamp
  2.  H2 (g) +  O2 (g)  -->  H2O (g)
  3.  2 H2 (g) + O2 (g) --> 2 H2O (g)

Slide 11 - Diapositive

Bij het roesten van ijzer ontstaat ijzeroxide Fe2O3
  1. ijzer + zuurstof --> ijzeroxide    
  2.  Fe   +  O  -->  Fe2O3
  3.  2 Fe +  1 1/2 O2 --> Fe2O3     
  4.   4 Fe + 3  O2 --> 2 Fe2O3

Slide 12 - Diapositive

onvolledige verbranding van ethaan (= C2H6(g)) waarbij water en Koolstofmono-oxide ontstaan
  1. ethaan + zuurstof --> water + koolstofmonoxide
  2.      C2H6   +    O2   -->    H2O + CO 
  3.      C2H6   +   2 1/2 O2    -->    3 H2O + 2 CO 
  4.       2 C2H6 + 5  O2 --> 6  H2O + 4  CO 

Slide 13 - Diapositive

Sleep het juiste begrip, bij de juiste afbeelding
Reactievergelijking
Reactieschema

Slide 14 - Question de remorquage

Vul de juiste woorden in. 
In een reactievergelijking staan na de pijl de formules van de stoffen die.................................................................
Deze stoffen worden ................................ genoemd.
Er staan van elk soort ................... atomen voor de pijl als na de pijl. 
Bij het kloppend maken van een reactievergelijking mag je alleen getallen ................. de formules zetten. 
De stoffen voor de pijl worden ...................... genoemd. 
ontstaan bij een reactie
reactieproducten
beginstoffen
evenveel
achter
voor
verdwijnen

Slide 15 - Question de remorquage

14. Sleep de juiste getallen naar de juiste plaats in de reactievergelijking voor de volledige verbranding van butaan:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14

Slide 16 - Question de remorquage

Maak de reactievergelijking van volledige verbranding.
+
+
  _______>
verbranding
CO2
O2
H2O
brandstof (hout of benzine

Slide 17 - Question de remorquage

Maak de reactievergelijking van onvolledige verbranding kloppend.
+
+
  _______>
verbranding
koolstofmono-oxide
zuurstof
water
brandstof

Slide 18 - Question de remorquage

Thermolyse =
Elektrolyse = 
Fotolyse = 
Sleep de goede definitie naar de goede naam 
Een ontledingsreactie met de actie verwarmen 
Een ontledingsreactie met de actie licht
Een ontledingsreactie met de actie elektrictiteit 

Slide 19 - Question de remorquage

1. De molecuulformule van campinggas is C4H10.
Welke van de onderstaande reactie schema’s geeft de verbranding van campinggas juist weer?

A
campinggas + koolstofdioxide → koolstof + water
B
campinggas + zuurstof → koolstofdioxide + water
C
campinggas + zuurstof → stikstofdioxide + water
D
koolstof + waterstof + zuurstof → koolstofdioxide + water

Slide 20 - Quiz

2 Welke reactieproducten ontstaan bij de verbranding van formaldehyde, CH2O?

A
koolstof, waterstof, zuurstof
B
koolstofdioxide, water
C
koolstofdioxide, water, zuurstof
D
stikstofdioxide, koolstofdioxide, water

Slide 21 - Quiz

2 H2O --> 2 H2 + O2
Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Fotolyse
D
Thermolyse

Slide 22 - Quiz

De juiste notatie van zuurstof in een reactievergelijking
A
O
B
O2-
C
O2

Slide 23 - Quiz

Wat is de correcte reactievergelijking voor de verbranding van stikstof?
A
N+O2NO2
B
N+O2CO2
C
NO2N+O2

Slide 24 - Quiz

Stikstof en waterstof reageren tot ammoniak (NH3). Geef de reactievergelijking
A
N2 + H2 --> NH3
B
N2 + 3 H2 --> 2 NH3
C
2 N2 + 6 H2 --> 4 NH3
D
N2 + 2 H2 --> 3 NH3

Slide 25 - Quiz

Maak de reactievergelijking kloppend. Wat staat er dan op de stippelijn.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quiz

par 5.3 rekenen aan reacties
  • wet van behoud van massa,(massa gaat nooit verloren!)
  1. massaverhouding
  • Ijzer + zuurstof  ---> ijzeroxide
  • 4,9 gram + 3,2 gram -->  8,1 gram

Slide 27 - Diapositive


  •  stel een kloppende reactievergelijking op
  • stoffen reageren altijd met elkaar in een zelfde verhouding
  • vul alle gegevens in een verhoudingstabel in en bereken je onbekende
  • of werk met kruislingsvermenigvuldigen z.o.z.
Rekenen aan reacties met de Wet van behoud van massa
(Massa gaat nooit verloren!)

Hoeveel magnesium is er dan nodig om 10 g magnesiumoxide te maken?

Slide 28 - Diapositive

  1. Reactievergelijking:     RV:2 Mg(s) + O2(g)--> 2 MgO(s)
  2. Massaverhouding:        MV:  9 g     +    8 g   ---> 17 g
  3. Gegeven gevraagd:       GG:      ?       +   O2(g) --> 10 g
  4. Oplossing:                         opl:       Mg x 17 g = 9 g x 10 g
                                                     dus     Mg = 90 g     = 5,29411 g         5 g
                                                                                17
  5. Controle:      5,29 x 17 = 9x 10   = 90 klopt!                      
Hoeveel magnesium nodig om 10 g magnesiumoxide te maken?

Slide 29 - Diapositive

Is zuurstof bij onvolledige verbranding in overmaat of ondermaat?
A
Overmaat
B
Ondermaat

Slide 30 - Quiz

Ik heb 100 gram eieren en 32 gram suiker. Welke stof is de overmaat?
A
ei
B
suiker
C
geen van beide
D
beide

Slide 31 - Quiz

In een afgesloten vat bevindt zich 5,10 g aluminium en 4,80 g zuurstof.
Welke stof is in ondermaat of overmaat aanwezig?
Verhouding Al : O2 = 1,2 : 1,0

A
aluminium = overmaat
B
aluminium = ondermaat
C
zuurstof = overmaat
D
zuurstof = ondermaat

Slide 32 - Quiz

Bij de verbranding van 12 g koolstof ontstaat CO2. Daar is 32 g zuurstof voor nodig.
Wat is de massa van het ontstane CO2?

A
12 gram
B
20 gram
C
32 gram
D
44 gram

Slide 33 - Quiz

8. De ontleding van ammoniak verloopt volgens onderstaande reactie. De massaverhouding is gegeven.
Bereken hoeveel waterstof ontstaat bij de ontleding van 70 g ammoniak.
2 NH3 → N2 + 3 H2
17 : 14 : 3
A
0,74 g
B
12,4 g
C
70,4 g
D
397,4 g

Slide 34 - Quiz