Koolstof verbranding : Bv CH4 + O2(g) --> H2O(l) + CO2(g) : CO2(g) is een broeikasgas en kan zorgen voor versterkt broeikaseffect als het ontstaan bij verbranding van fossiele brandstoffen
Als de brandstof ook zwavel (S) bevat ontstaat bij verbranding
altijd zwaveldioxide SO2 (g )
C3H8S + 6 O2(g) --> 4 H2O(l) + 3 CO2(g) + SO2(g)
Slide 9 - Diapositive
Als een koolwaterstof verbrandt:
Daarvoor maak je gebruik van een Reagens= is een stof waarvan de eigenschappen veranderen als je er een bepaalde
stof bijmengt. Een reagens mag maar op één stof reageren.
Water toon je aan met wit kopersulfaat
want dat wordt blauw
Koolstofdioxide toon je dus aan met helder kalkwater want dat wordt troebel en wit
moet je kunnen aantonen (= bewijzen) dat de onzichtbare verbrandingsproducten waterdamp en koolstofdioxide zijn ontstaan.
Slide 10 - Diapositive
Belangrijke aantoningsreacties
aan te tonen stof
indicator/aan-toningsproef
waarneming
water
wit kopersulfaat
wit kopersulfaat wordt blauw in contact met water
koolstof-dioxide
kleurloos/helder kalkwater
wordt troebel en wit als er CO2 doorheen gaat
waterstof
gas opvangen en aansteken
je hoort een blaffend geluid
zuurstof
gloeiend voorwerp erbij
voorwerp gaat feller branden
Slide 11 - Diapositive
Een reagens is ...
A
een stof om een andere stof mee aan te tonen.
B
een ander woord voor chemische reactie.
C
een stof die wordt aangetoond door een andere stof.
Slide 12 - Quiz
Met welk reagens kan je water aantonen?
A
Custart poeder
B
blauw kopersulfaat
C
wit kopersulfaat
D
Jood
Slide 13 - Quiz
Zuurstof kun je aantonen door:
A
Helder kalkwater wordt troebel
B
Wit kopersulfaat wordt blauw
C
Een een gloeiende houtspaander brandt feller
D
Bij verbranden hoor je een 'plop' geluid
Slide 14 - Quiz
Van reactieschema naar reactievergelijking
Noteer het reactieschema (= in woorden) met toestands-aanduiding (fase) waarbij (s) =vast, (l) =vloeibaar, (g) = gasvormig.
Noteer de beginstoffen (voor de pijl) en de reactieproducten (na de pijl) in een reactieschema
Vervang de stofnamen door molecuulformules
Noteer daarna in symbolen (check of je voor én na de reactie dezelfde atoomsoorten hebt)
Kloppend maken van de reactievergelijking
Slide 15 - Diapositive
Stel bij de volgende situaties de reactievergelijking op; eerst in woorden, dan in symbolen en maak kloppend
Bij de verbranding van waterstof wordt er waterdamp gevormd.
Bij het roesten van ijzer ontstaat ijzeroxide met de formule Fe2O3
Bij de onvolledige verbranding van ethaan C2H6 (g) ontstaat naast water nog een andere stof
Slide 16 - Diapositive
Verbranding van waterstof
waterstof + zuurstof --> waterdamp
H2 (g) + O2 (g) -->H2O (g)
2 H2 (g) + O2 (g) --> 2 H2O (g)
Slide 17 - Diapositive
Bij het roesten van ijzer ontstaat ijzeroxide Fe2O3
ijzer + zuurstof --> ijzeroxide
Fe + O2 --> Fe2O3
2 Fe + 1 1/2 O2 --> Fe2O3
4 Fe + 3 O2 --> 2 Fe2O3
Slide 18 - Diapositive
onvolledige verbranding van ethaan (= C2H6(g)) waarbij water en Koolstofmono-oxide ontstaan
ethaan + zuurstof --> water + koolstofmonoxide
C2H6 + O2 --> H2O + CO
C2H6 + 2 1/2 O2 --> 3 H2O + 2 CO
2 C2H6 + 5 O2 --> 6 H2O + 4 CO
Slide 19 - Diapositive
Sleep het juiste begrip, bij de juiste afbeelding
Reactievergelijking
Reactieschema
Slide 20 - Question de remorquage
Vul de juiste woorden in.
In een reactievergelijking staan na de pijl de formules van de stoffen die.................................................................
Deze stoffen worden ................................ genoemd.
Er staan van elk soort ................... atomen voor de pijl als na de pijl.
Bij het kloppend maken van een reactievergelijking mag je alleen getallen ................. de formules zetten.
De stoffen voor de pijl worden ...................... genoemd.
ontstaan bij een reactie
reactieproducten
beginstoffen
evenveel
achter
voor
verdwijnen
Slide 21 - Question de remorquage
14. Sleep de juiste getallen naar de juiste plaats in de reactievergelijking voor de volledige verbranding van butaan:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Slide 22 - Question de remorquage
Maak de reactievergelijking van volledige verbranding.
+
+
_______>
verbranding
CO2
O2
H2O
brandstof (hout of benzine
Slide 23 - Question de remorquage
Tot hier
Slide 24 - Diapositive
Maak de reactievergelijking van onvolledige verbranding kloppend.
+
+
_______>
verbranding
koolstofmono-oxide
zuurstof
water
brandstof
Slide 25 - Question de remorquage
Thermolyse =
Elektrolyse =
Fotolyse =
Sleep de goede definitie naar de goede naam
Een ontledingsreactie met de actie verwarmen
Een ontledingsreactie met de actie licht
Een ontledingsreactie met de actie elektrictiteit
Slide 26 - Question de remorquage
1. De molecuulformule van campinggas is C4H10. Welke van de onderstaande reactie schema’s geeft de verbranding van campinggas juist weer?
A
campinggas + koolstofdioxide → koolstof + water
B
campinggas + zuurstof → koolstofdioxide + water
C
campinggas + zuurstof → stikstofdioxide + water
D
koolstof + waterstof + zuurstof → koolstofdioxide + water
Slide 27 - Quiz
2 Welke reactieproducten ontstaan bij de verbranding van formaldehyde, CH2O?
A
koolstof, waterstof, zuurstof
B
koolstofdioxide, water
C
koolstofdioxide, water, zuurstof
D
stikstofdioxide, koolstofdioxide, water
Slide 28 - Quiz
2 H2O --> 2 H2 + O2 Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Fotolyse
D
Thermolyse
Slide 29 - Quiz
De juiste notatie van zuurstof in een reactievergelijking
A
O
B
O2-
C
O2
Slide 30 - Quiz
Wat is de correcte reactievergelijking voor de verbranding van stikstof?
A
N+O2→NO2
B
N+O2→CO2
C
NO2→N+O2
Slide 31 - Quiz
Stikstof en waterstof reageren tot ammoniak (NH3). Geef de reactievergelijking
A
N2 + H2 --> NH3
B
N2 + 3 H2 --> 2 NH3
C
2 N2 + 6 H2 --> 4 NH3
D
N2 + 2 H2 --> 3 NH3
Slide 32 - Quiz
Maak de reactievergelijking kloppend. Wat staat er dan op de stippelijn.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 33 - Quiz
par 3.3/ 4.4 rekenen aan reacties
wet van behoud van massa,(massa gaat nooit verloren!)
massaverhouding
Ijzer + zuurstof ---> ijzeroxide
4,9 gram + 3,2 gram --> 8,1 gram
Slide 34 - Diapositive
stel een kloppende reactievergelijking op
stoffen reageren altijd met elkaar in een zelfde verhouding
vul alle gegevens in een verhoudingstabel in en bereken je onbekende
of werk met kruislingsvermenigvuldigen z.o.z.
Rekenen aan reacties met de Wet van behoud van massa
(Massa gaat nooit verloren!)
Hoeveel magnesium is er dan nodig om 10 g magnesiumoxide te maken?
Oplossing: opl: Mg x 17 g = 9 g x 10 g dus Mg = 90 g = 5,29411 g 5 g 17
Controle: 5,29 x 17 = 9x 10 = 90 klopt!
Hoeveel magnesium nodig om 10 g magnesiumoxide te maken?
≈
Slide 36 - Diapositive
Is zuurstof bij onvolledige verbranding in overmaat of ondermaat?
A
Overmaat
B
Ondermaat
Slide 37 - Quiz
Ik heb 100 gram eieren en 32 gram suiker. Welke stof is de overmaat?
A
ei
B
suiker
C
geen van beide
D
beide
Slide 38 - Quiz
In een afgesloten vat bevindt zich 5,10 g aluminium en 4,80 g zuurstof. Welke stof is in ondermaat of overmaat aanwezig? Verhouding Al : O2 = 1,2 : 1,0
A
aluminium = overmaat
B
aluminium = ondermaat
C
zuurstof = overmaat
D
zuurstof = ondermaat
Slide 39 - Quiz
Bij de verbranding van 12 g koolstof ontstaat CO2. Daar is 32 g zuurstof voor nodig. Wat is de massa van het ontstane CO2?
A
12 gram
B
20 gram
C
32 gram
D
44 gram
Slide 40 - Quiz
8. De ontleding van ammoniak verloopt volgens onderstaande reactie. De massaverhouding is gegeven. Bereken hoeveel waterstof ontstaat bij de ontleding van 70 g ammoniak. 2 NH3 → N2 + 3 H2 17 : 14 : 3