Uitleg regelmatige werkwoorden

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Programa

1. Repaso de los pronombres personales
2. Verbos regulares
3. Practicamos

Los pronombres personales

¡atención!

La chica (het meisje) = ella

El señor Perez (meneer Perez) = él 

Los hermanos (de broers) = ellos

Maria y yo (Maria en ik) = nosotros

Juan y tú (Juan en jij) = vosotros

Rosa y Lena (Rosa en Lena) = ellas

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 

Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)

YO

TÚ

ÉL, ELLA, USTED

NOSOTROS, NOSOTRAS

VOSOTROS, VOSOTRAS

ELLOS, ELLAS, USTEDES

ik

jij

María y Pepe

zij (mv)

u 

wij

hij

jullie

zij

mi hermano y yo

u (mv)

Isabel y tú

Juan

señor González

Los verbos regulares

regelmatige werkwoorden

wat betekent "regelmatig" 

Regelmatige werkwoorden vervoegen

Stap 1: Maak de stam van het hele werkwoord 

(Werkwoord - AR/ ER/ IR)

Stap 2: Kijk in de zin over welke persoon je iets wilt zeggen

Stap 3: Zet de juiste uitgang achter de stam 

(-AR/-ER/-IR werkwoord)

LET OP! Accenten bij ÁIS/ ÉIS/ ÍS

-AR werkwoorden 

-ER werkwoorden

-IR werkwoorden

hablar 

comer 

vivir

subir 

beber

trabajar

aprender

estudiar

buscar

vender

escribir

mirar

Alle regelmatige werkwoorden die in -ar einden hebben dezelfde vervoeging. Bijvoorbeeld: cantar (zingen) en hablar (spreken).

	cant ar	habl ar
yo (ik)		habl o
tu (jij)	cant as
él/ella/usted (hij,zij, u)		habl as
nosotros/nosotras (wij)	cant amos
vosotros/vosotras (jullie)		habl áis
ellos/ellas/ustedes (zij/u)	cant an

hablas

hablamos

hablan

canto

canta

cantáis

Alle regelmatige werkwoorden die in -er einden hebben dezelfde vervoeging. Bijvoorbeeld: beber (drinken) en comer (eten).

	beb er	com er
yo (ik)		com o
tu (jij)	beb es
él/ella/usted (hij,zij, u)		com e
nosotros/nosotras (wij)	beb emos
vosotros/vosotras (jullie)		com éis
ellos/ellas/ustedes (zij/u)	beb en

comes

comemos

comen

bebo

bebe

bebéis

Alle regelmatige werkwoorden die in -ir einden hebben dezelfde vervoeging. Bijvoorbeeld: vivir (wonen) en escribir (schrijven).

	viv ir	escrib ir
yo (ik)		escrib o
tu (jij)	viv es
él/ella/usted (hij,zij, u)		escrib e
nosotros/nosotras (wij)	viv imos
vosotros/vosotras (jullie)		escrib ís
ellos/ellas/ustedes (zij/u)	viv en

escribes

escribimos

escriben

vivo

vive

vivís

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR

YO

TÚ

ÉL, ELLA, USTED

NOSOTROS, NOSOTRAS

VOSOTROS, VOSOTRAS

ELLOS, ELLAS, USTEDES

HABLO

VISITAN

VISITAMOS

HABLÁIS

VISITA

HABLAS

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -ER

YO

TÚ

EL CHICO

NOSOTROS, NOSOTRAS

VOSOTROS, VOSOTRAS

LOS AMIGOS

COMO

BEBES

COMEMOS

BEBE

COMEN

BEBEN

BEBÉiS

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -IR

YO

TÚ

ÉL, ELLA, USTED

MI MADRE Y YO

TÚ y TU HERMANO

ELLOS, ELLAS, USTEDES

VIVÍS

VIVIMOS

ESCRIBE

VIVO

VIVES

ESCRIBEN

VIVE

Leren vervoegen met VERBUGA 

http://www.verbuga.eu/Esmi/index.html

Handleiding Verbuga

Bij werkwoorden vink je  Hablar, Comer,  Vivir aan en een aantal nieuwe werkwoorden

Bij tijden vink je Presente aan

Start oefening

DEBERES

libro de trabajo pág.48 

ejercicio 25 B y 26