2. Wat is geschiedenis?

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Wat is geschiedenis 

In deze les:

- Leer je wat geschiedenis is.

- Oefen je met de kenmerkende aspecten en kun je in een korte presentatie 1 aspect toelichten voor de klas.

Wat is geschiedenis? blz 6 - 11

of online via SOM naar de methodesite

Maak vragen van de leerdoelen en beantwoord de vragen m.b.v. de tekst in je boek (huiswerk vorige les)

• 1 Je kunt het verschil tussen het verleden en de geschiedenis uitleggen.
• 2 Je weet met welke zaken je rekening moet houden als je bronnen gebruikt.
• 3 Je kent de namen en de jaartallen van de vijf historische periodes en de tien tijdvakken.
• 4 Je kunt met voorbeelden uitleggen wat wordt bedoeld met gebeurtenissen, ontwikkelingen, verschijnselen en kenmerkende aspecten.
  
• 5 Je begrijpt waarom geschiedenis relevant is voor jou en voor de samenleving waarvan je deel uitmaakt. 

Wat is het verschil tussen het verleden en de geschiedenis?

Waar moet ik rekening mee houden als ik bronnen gebruik?

Welke zin uit Tacitus' tekst speelt een hoofdrol in dit schilderij van Rembrandt?

- Bespreken we de vragen van de opdracht van de vorige keer

1.

Welke zin uit Tacitus' tekst speelt een grote rol in Rembrandts schilderij?

2.

Stel, de stadsbestuurders zouden zelf een schilderij hebben gemaakt over de Bataafse Opstand. Citeer een zin uit bron 2 die zij wellicht zouden hebben afgebeeld? Waarom kies je deze zin?

3.

Stel, een Romein maakt een schilderij over de Bataafse Opstand. Welke zinnen  uit de tekst vanTacitus zou hij hebben benadrukt? Leg je keuze uit.

verklaar

Leg met behulp van vraag 1, 2 en 3 de volgende zin uit:

Er is maar één verleden, maar er zijn vele geschiedenissen

Welke vijf historische periodes ken ik en welke tien tijdvakken?

Wat wordt er bedoeld met gebeurtenissen, ontwikkelingen, verschijnselen en kenmerkende aspecten?

Waarom is geschiedenis relevant voor mij en voor de samenleving waar ik deel van uitmaak?

OPDRACHT

FLITSPRESENTATIES

Kies een nummer 

In som vind je een excelbestand en op de volgende dia een opdracht.

Je hebt een kwartier om aan deze opdracht te werken, daarna bepaalt het lot wie zijn flitspresentatie gaat doen.

flitspresentatie (1)

Je krijgt een afbeelding toegewezen uit het Excel-bestand ‘Onderwerpen en afbeeldingenlijst flitspresentaties’. De onderwerpen met de daarbij behorende afbeeldingen zijn genummerd. Achter het nummer staat vervolgens het kenmerkende aspect wat er bij hoort, daarna staat er een link naar de afbeelding waarover je moet presenteren. Vervolgens staan er nog mogelijk extra links naar meer informatie over de afbeelding en het onderwerp.

Je wordt onder andere beoordeeld op de inhoud van je presentatie:

● Je legt uit wat er op de afbeelding te zien is.

● Je legt uit wat deze afbeelding met het betreffende kenmerkende aspect te maken heeft.

● Je legt uit op welke manier de afbeelding met de Nederlandse geschiedenis te maken heeft.

flitspresentatie (2)

Daarnaast word je beoordeeld op je presentatievaardigheden. 

● Je spreekt op heldere toon en in duidelijke bewoording.

● Je maakt contact maken met de klas.

● Je probeert over te brengen waarom jouw afbeelding onderdeel van een interessant stukje geschiedenis is.

Er zijn twee belangrijke randvoorwaarden voor je presentatie:

● Je presentatie duurt maximaal 3 minuten

● Alleen de bij jouw presentatie behorende afbeelding wordt op het bord getoond, verder geen PowerPoint of iets dergelijks.

KA 5:  De groei van het Romeinse Imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde

voorbeeldje

Traiectum (Utrecht) Noordelijke grens van de Limes.

Foto: Opgraving 1933 van resten van een Romeinse barak. 

Aan de slag: open het excelbestand en de opdracht en ga aan het werk.

Wie o wie gaat er voor ons presenteren?

KA 21. De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had

KA ​1. De levenswijze van jagers en verzamelaars

KA 8. De ontwikkeling van het Jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten

KA 11. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur

KA 13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving

KA 18. Het begin van Europese overzeese expansie

KA 23. Het streven van vorsten naar absolute macht

KA 29. Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme

KA 32. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie

- Je weet nu wat geschiedenis is.

- Je kunt de historische kenmerken uitleggen en toepassen op een bron.

evaluatie:

huiswerk:

Bestudeer blz 12 en 13 in je boek.

Neem het tijdvak en de kenmerkende aspecten over in je schrift van het nieuwe hoofdstuk Jagers en boeren.