Quiz van oorlog naar oorlog

Quiz van oorlog naar oorlog
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Quiz van oorlog naar oorlog

Slide 1 - Diapositive

Wat zie je op de afbeelding?
A
Gevolg van de Eerste Wereldoorlog
B
Aanleiding van de Eerste Wereldoorlog
C
Indirecte oorzaak van de Eerste Wereldoorlog
D
Gevolg van de Tweede Wereldoorlog

Slide 2 - Quiz

Bondgenootschappen
Nationalisme
Militairisme
Imperialisme
een wereldrijk willen stichten
een eigen land willen vormen
landen steunen elkaar in geval van oorlog
het leger zeer belangrijk vinden
bedoeld om een oorlog te voorkomen 
wapenwedloop
veroorzaakt een domino-effect aan oorlogsverklaringen
eigen volk superieur vinden
lonie willen bezitten

Slide 3 - Question de remorquage

Geallieerden
Centralen
Bondgenoten in 1914
Sleep het juiste land naar het juiste bondgenootschap
Duitsland
Rusland
Frankrijk
Groot-Britannie
Oostenrijk-Hongarije

Slide 4 - Question de remorquage

Wat zijn loopgraven?
A
Bovengrondse versterkingen om soldaten te beschermen
B
Graven van soldaten in de vorm van een geweerloop
C
Smalle gangen in de grond gegraven om soldaten te beschermen
D
Graven waar je in kon lopen

Slide 5 - Quiz

Wat waren de leefomstandigheden in de loopgraven?
A
Schoon en fris
B
Ruim en licht
C
Smerig en onhygiënisch
D
Comfortabel en gezellig

Slide 6 - Quiz

Wat was de belangrijkste reden voor het graven van loopgraven tijdens de Eerste Wereldoorlog?
A
Om de loopgraven te camoufleren
B
Bescherming bieden tegen vijandelijk vuur
C
Om de soldaten te verbergen
D
Om gemakkelijker te kunnen aanvallen

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de redenen dat Duitsland een wapenstilstand met de geallieerden sloot?
A
De geallieerden kregen hulp van de VS.
B
Duitsland had een tekort aan wapens en soldaten.
C
De Duitsers hadden geen zin meer in de oorlog
D
Rusland wilde dat Duitsland ook een vrede met de andere geallieerde landen zou sluiten.

Slide 8 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met het begrip:
Nationalisme?
A
Liefde voor het leger
B
Liefde voor het eigen land
C
Liefde voor infrastructuur
D
Liefde voor een nieuwe tijd.

Slide 9 - Quiz

In de Eerste Wereldoorlog:
A
Was Nederland neutraal
B
Hoorde Nederland bij de geallieerden
C
Hoorde Nederland bij de centralen

Slide 10 - Quiz

Hoe kon Nederland Neutraal blijven?
A
De Britten hadden de Duitsers gewaarschuwd
B
Ze sloten deals met de VS
C
Nederland was te sterk voor Duistland
D
Ze handelen met landen van verschillende bondgenootschappen.

Slide 11 - Quiz

Wanneer is de wapenstilstand?
A
11 november 1918
B
2 mei 19191
C
10 april 1918
D
22 november 1919

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de redenen dat Duitsland een wapenstilstand met de geallieerden sloot?
A
De geallieerden kregen hulp van de VS.
B
Duitsland had een tekort aan wapens en soldaten.
C
De Duitsers hadden geen zin meer in de oorlog
D
Rusland wilde dat Duitsland ook een vrede met de andere geallieerde landen zou sluiten.

Slide 13 - Quiz

Welke drie beweringen over het Verdrag van Versailles zijn juist? Sleep die naar het verdrag naar de linkerkant.

Duitsland en Oostenrijk-Hongarije moesten schuld bekennen
Duitsland kon geld van Amerika lenen
Duitsland moest herstelbetalingen doen aan België
Duitsland mocht geen luchtmacht en marine meer hebben
Duitsland kreeg de schuld van de oorlog

Slide 14 - Question de remorquage

De Duitsers waren tevreden met het Verdrag van Versailles
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Sleep het juiste jaartal naar de juiste kaart
1914
1919

Slide 16 - Question de remorquage

Zet de 5 zinnen in de juiste volgorde. Begin bovenaan met wat het eerst was.
Nadat Hitler aan de macht is gekomen, wil hij het Verdrag van Versailles terugdraaien
Hitler wordt gekozen tot minister-president
Duitsland verliest de Eerste Wereldoorlog
Hitler sluit zich aan bij de NSDAP
De ondertekening van het Verdrag van Versailles

Slide 17 - Question de remorquage

Adolf Hitler was een?
A
Nederlander
B
Duitser
C
Oostenrijker

Slide 18 - Quiz

Adolf Hitler is een....
A
communist
B
fascist
C
nationaal-socialist
D
nationaal-democraat

Slide 19 - Quiz

Wat was de Machtigingswet van Hitler?
A
Een wet die de regering kon afzetten
B
Een wet die nieuwe verkiezingen uitschreef
C
Een wet die Hitler absolute macht gaf
D
Een wet die de macht van Hitler beperkte

Slide 20 - Quiz