militair woorden
1 / 22
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Een Frans woord.
Het leger.
De soldaat.
Het leger.
De soldaat.
Slide 2 - Question ouverte
Een Frans woord.
De rijke man.
Een miljard.
De rijke man.
Een miljard.
Slide 3 - Question ouverte
Een Frans woord.
De stoelen.
De kasten.
De stoelen.
De kasten.
Slide 4 - Question ouverte
timer
1:00
welke militairwoorden
weet je nog meer...
weet je nog meer...
Slide 5 - Carte mentale
Hoe schrijf je dit woord?
Slide 6 - Question ouverte
Hoe schrijf je dit woord?
Slide 7 - Question ouverte
Hoe schrijf je dit woord?
Slide 8 - Question ouverte
Hoe schrijf je dit woord?
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
De jongste dochter was op vakantie met het vliegtuig.
A
1 zelfstandig naamwoord
B
2 zelfstandig naamwoorden
C
3 zelfstandig naamwoorden
D
4 zelfstandig naamwoorden
Slide 11 - Quiz
De jongste dochter was op vakantie met het vliegtuig.
A
1 bijvoeglijk naamwoord
B
2 bijvoeglijk naamwoorden
C
3 bijvoeglijk naamwoorden
D
4 bijvoeglijk naamwoorden
Slide 12 - Quiz
De jongste dochter was op vakantie met het vliegtuig.
A
1 lidwoord
B
2 lidwoorden
C
3 lidwoorden
D
4 lidwoorden
Slide 13 - Quiz
De jongste dochter was op vakantie met het vliegtuig.
A
De persoonsvorm is dochter
B
De persoonsvorm is was
C
De persoonsvorm is vakantie
D
De persoonsvorm is het
Slide 14 - Quiz
De jongste dochter was op vakantie met het vliegtuig.
A
Het onderwerp is dochter
B
Het onderwerp is was
C
Het onderwerp is vakantie
D
Het onderwerp is de jongste dochter
Slide 15 - Quiz
klankgroepen:
Hoe schrijf je het woord?
Hoe schrijf je het woord?
Slide 16 - Question ouverte
klankgroepen:
Hoe schrijf je het woord?
Hoe schrijf je het woord?
