2.4 - Dichtheid

2.4 Dichtheid
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2.4 Dichtheid

Slide 1 - Diapositive

Programma
Herhaling §2.3

Herhaling §2.4

Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Welke formule gebruik je bij het berekenen van het volume van een rechthoekig voorwerp?
A
l x b x h
B
m/V
C
p x V

Slide 3 - Quiz

Wat is het zwaarste...en heeft dus de meeste massa.
A
een kilo zilver
B
een kilo veren
C
twee kilo veren
D
twee kilo zilver

Slide 4 - Quiz

Wat heeft het kleinste volume?
Zie tabel 1 pagina 59
A
kilo goud
B
kilo lood
C
kilo water

Slide 5 - Quiz

Zout water heeft ...
A
een hogere dichtheid dan zoet water
B
een lagere dichtheid dan zoet water
C
dezelfde dichtheid als zoet water

Slide 6 - Quiz

welk voorwerp, A of B, heeft de grootste dichtheid?
A
blok A
B
blok B
C
de dichtheid van beide blokken is even groot
D
dat kun je niet zeggen! (te weinig gegevens)

Slide 7 - Quiz

Doel van de les
  • De leerling weet wat de dichtheid van een stof betekent.
  • De leerling kent de formule van de dichtheid en kan die toepassen
  • De leerling kan beredeneren wat er gebeurd als er stoffen met verschillende dichtheden bij elkaar zitten,

Slide 8 - Diapositive

Paragraaf 2.4
Hieronder zie je 2 stoffen. 1 daarvan is goud, maar welke?

Slide 9 - Diapositive

Dichtheid

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Paragraaf 2.4
De dichtheid zegt dus iets over hoeveel materiaal (massa) er in een bepaalde ruimte (volume) zit. De combinatie van die 2 geeft je de dichtheid. 

Het blijkt dat elke stof zijn eigen dichtheid heeft. Als je gaat kijken naar hoeveel 1 cm3 goud weegt, dan is dat altijd 19,3 gram. Bij aluminium is dat 2,7 g per cm3

Slide 12 - Diapositive

Paragraaf 2.4
Door de dichtheid van een stof te bepalen kun je er dus achter komen met welke stof je te maken hebt... Dit is dus een stofeigenschap!

Slide 13 - Diapositive

Paragraaf 2.4
De dichtheid reken je uit door de massa te delen door het volume. Je wilt namelijk steeds kijken hoeveel gram 1 cm3 weegt, zo kun je eerlijk vergelijken. In formule:
                  Dichtheid = massa / volume                               ρ=m/V

ρ=Dichtheid in gram per kubieke centimeter (g/cm3)
m= Massa in gram (g)
V= Volume in kubieke centimeter (cm3)

Slide 14 - Diapositive

Een symbool voor de grootheid van massa is ...
A
g
B
cm
C
p
D
m

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Lien

Slide 17 - Vidéo

Paragraaf 2.4
De dichtheid zegt nog meer. Iets met een kleine dichtheid ligt altijd boven op iets met een grote dichtheid. Helium heeft een kleinere dichtheid dan lucht en zal dus bovenop de lucht willen zitten (opstijgen).
Olie heeft een kleinere dichtheid dan water en dus drijft olie op het water. IJzer heeft een grotere dichtheid dan water en zal dus zinken in het water. 

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

De eenheid van dichtheid is...
A
g/cm3
B
cm3/g

Slide 20 - Quiz

Als je het de massa deelt door het volume dan bereken je...
A
het gewicht
B
de inhoud
C
de dichtheid
D
de zwaarte

Slide 21 - Quiz

De dichtheid van water is 1,0 kg/dm3. Wat kan NIET kloppen?
A
dichtheid benzine is 0,72 kg/dm3
B
dichtheid steen is 0,95 kg/dm3
C
dichtheid beton is 2,3 kg/dm3
D
dichtheid goud is 19,3 kg/dm3

Slide 22 - Quiz


De blokken zijn gemaakt van hetzelfde materiaal.
Wat kun je zeggen over de dichtheid?

A
Blok 1 heeft de grootste dichtheid
B
Blok 2 heeft de grootste dichtheid
C
De dichtheid van beide blokken is gelijk
D
Je kunt niet weten welk blok de grootste dichtheid heeft

Slide 23 - Quiz

De dichtheid van 1 kilogram lood en 1 gram lood
A
is gelijk
B
is niet gelijk

Slide 24 - Quiz

Zelfstandig aan de slag
Wat? Maken 2.4 vragen 6 t/m 10
Huiswerk voor over twee lessen 
Hoe? In stilte.
Vraag? overleg fluisterend met je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit, steek je vinger op. 
Klaar? Kijk nog eens goed naar practica 4, 5 en 6. 

Slide 25 - Diapositive