H 3.4 Nog meer bankzaken?

Planning 10 januari 2025
Theorie § 3.4 (10 min)
Zelfstandig maken opdrachten (15 min)
Evalueren leerdoelen / Quiz (15 min)
Uitloop (5 min)

timer
10:00
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Planning 10 januari 2025
Theorie § 3.4 (10 min)
Zelfstandig maken opdrachten (15 min)
Evalueren leerdoelen / Quiz (15 min)
Uitloop (5 min)

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Zelfstandig werken
Lezen: §3.4 helemaal  

Leren: leerdoelen 1-2 blz 85

Maken vragen  § 3.4: 2-3-4-5 

Extra: Maak samenvatting H 3 - blz 86

Extra: § 3.3 plusopdrachten blz 91  

timer
15:00

Slide 11 - Diapositive

Zijn de leerdoelen  §3.3 - §3.4 behaald?
  • Je kunt de vier leenmotieven noemen en herkennen
  • Je kunt kunt de kredietkosten van een lening berekenen
  • Je kunt de meest voorkomende kredietvormen benoemen en herkennen
  • Je kunt uitleggen hoe koop op afbetaling werkt.
  • Je kunt uitleggen wat de rol van banken is in ons geldverkeer
  • Je kunt voor- en nadelen noemen van beleggen vs sparen

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Banken bemiddelen tussen de vraag naar en het aanbod van geld
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

De aanbod van geld komt van ....
A
Huishoudens die een betaalrekening hebben
B
Huishoudens met geld op hun spaarrekening
C
De Nederlandse Bank

Slide 15 - Quiz

Banken verdienen geld doordat de rente die ze ontvangen hoger is dan de rente die ze betalen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

De voordelen van beleggen t.o.v. sparen zijn:
A
Kans op hogere opbrengst
B
Risico op verlies van je belegging
C
Je krijg je geld zeker terug
D
Antwoord A en C zijn goed

Slide 17 - Quiz

Je betaald kredietkosten over het geld dat je leent. Deze kosten zijn:
A
Aflossing, rente en overige kosten
B
Administratiekosten
C
Rente en overige kosten
D
Aflossing

Slide 18 - Quiz

Kredietkosten zijn: (maandtermijn x aantal maanden) - lening
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Bereken de kredietkosten bij deze gegevens. Krediet €15.000
Maandtermijn €290
Looptijd: 5 jaar
A
€15.000
B
€2.400
C
€17.400
D
€1.450

Slide 20 - Quiz

Kies het rijtje waarin alleen vormen van Consumptief krediet staan. Meerdere antwoorden mogelijk
A
Persoonlijke lening, Doorlopend krediet
B
Salariskrediet Hypothecaire lening
C
Salaris krediet
D
Hypothecaire lening

Slide 21 - Quiz

Koop op afbetaling is een vorm van consumptief krediet en dus een lening
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Bereken voor dit voorbeeld de kredietkosten in procenten an het geleende bedrag. Krediet €15.00
Termijnbedrag €30
Looptijd: 73 maanden
A
€690
B
46%
C
54%
D
217%

Slide 23 - Quiz

Als je bij de aflossing van een lening kiest voor een langere looptijd dan, ..
A
wordt het termijnbedrag lager
B
wordt het termijnbedrag hoger

Slide 24 - Quiz