3.9 spelling bkhv

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Uitleg van de regels
melodie - melodieën
bacterie - bacteriën
fee - feeën
museum - museums/ musea
technicus - technici

Slide 4 - Diapositive

meervoud van zelfstandige naamwoorden: Baby en pasta
A
babys en pastas
B
baby's en pastaas
C
baby's en pasta's
D
babys en pasta's

Slide 5 - Quiz

Wanneer schrijf je het meervoud van een zelfstandig naamwoord met -ieën?
A
als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt.
B
als de klemtoon wel op de laatste lettergreep valt.
C
als een woord in het enkelvoud op -ee eindigt.
D
door het op te zoeken op google :)

Slide 6 - Quiz

Welk meervoud van een zelfstandig naamwoord op een -ie is verkeerd geschreven?
A
Democratieën
B
Categorieën
C
Kolonieën
D
Knieën

Slide 7 - Quiz

Welk meervoud is verkeerd gespeld?
A
kopiën
B
oliën
C
zeeën
D
ideeën

Slide 8 - Quiz

Wat is het meervoud van het zelfstandig naamwoord :
ski
A
Skiën
B
Ski's

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Snapte je de leer- en oefenstof goed?
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Sondage

Wat kun je achter een zelfstandig naamwoord plaatsen om er meervoud van te maken?

Slide 12 - Carte mentale

Als een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het
meervoud met
A
-een
B
-ën
C
-en
D
eën

Slide 13 - Quiz

Wat is het meervoud van het zelfstandig naamwoord :
knie
A
Kniën
B
Knies
C
Knieën

Slide 14 - Quiz

Klopt deze spellingsregel?

Sommige zelfstandig naamwoorden hebben twee vormen in het meervoud.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Datum heeft een dubbel meervoud.
A
niet waar
B
waar

Slide 16 - Quiz

Zelfstandige naamwoorden hebben altijd een meervoud.
A
niet waar
B
waar

Slide 17 - Quiz

Zelfstandige naamwoorden uit het Latijn die eindigen op -us krijgen in het meervoud een -i in plaats van -us.
politicus-politici
A
niet waar
B
waar

Slide 18 - Quiz