5.2 wat wordt de prijs? ( deel 1 en 2 )

5.2 Wat wordt de prijs?
Aan het einde van de les weet je..
..wat een inkoopprijs is.
..wat de brutowinstopslag is.
..hoe je de verkoopprijs berekend.

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

5.2 Wat wordt de prijs?
Aan het einde van de les weet je..
..wat een inkoopprijs is.
..wat de brutowinstopslag is.
..hoe je de verkoopprijs berekend.

Slide 1 - Diapositive

Terug blik
  • Waar ging paragaaf 5.1 over?
  • Marketing
  • Vraag & aanbod
  • markten

Slide 2 - Diapositive

Inkoopprijs
Voordat je goederen kunt verkopen, moet je ze eerst zelf inkopen.

Dit gebeurt meestal bij een groothandel.
De prijs die jij als winkelier voor de producten betaald, is de inkoopprijs. ( Dit is nog niet de prijs waar tegen we hem verkopen.. )

Slide 3 - Diapositive

Brutowinstopslag 

Het bedrag dat jij bij de inkoopprijs optelt zodat je de tafel voor meer geld verkoopt, noem je de brutowinstopslag. 
Meestal noteren we de brutowinstopslag als een percentage van de inkoopprijs.
Stel je voor:
Je hebt een eigen meubelzaak. Je koopt een eettafel in voor €800.
Omdat je geld wil verdienen aan de spullen die je verkoopt, bied je de eettafel in jouw winkel te koop aan voor €1.500.

Slide 4 - Diapositive

inkoop
verkoop

Slide 5 - Diapositive

  • Inkoopprijs €0,80 per muffin
Inkoopprijs:
de prijs die je als winkelier voor de producten betaalt
  • Verkoopprijs €1,20 per muffin
Verkoopprijs:
de prijs die je als winkelier berekent voor je product (aan de consument)
  • Brutowinst €0,40

Slide 6 - Diapositive

  • inkoopprijs
  • brutowinst  +
  • verkoopprijs

  • € 0,80
  • € 0,40  +
  • € 1,20

  • Brutowinst = brutowinstopslag = brutowinstmarge
  • Meestal een percentage van de inkoopprijs
  • In ons voorbeeld is de brutowinstmarge 50%. Reken maar uit!!

Slide 7 - Diapositive

inkoopprijs
brutowinst  +
verkoopprijs

  • Je wilt op de kerstmarkt kerststukjes verkopen
  • De materialen hiervoor koop je in voor € 2,00 per kerststukje
  • Je wilt een brutowinstmarge van 75% van de inkoopprijs
  • Voor welke prijs ga je het kerststukje verkopen?

  • € 2,00
  • (75:100) x 2,00 = 1,50  +
  • € 3,50

Slide 8 - Diapositive

We willen t-shirts verkopen, deze kopen we in voor 4 euro. We gebruiken een brutowinstmarge van 80%. Wat word de verkoopprijs?

Slide 9 - Question ouverte

We willen t-shirts verkopen, deze kopen we in voor 7 euro. We gebruiken een brutowinstmarge van 60%. Wat word de verkoopprijs?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de inkoopprijs?
A
De prijs waarvoor een bedrijf goederen inkoopt
B
De prijs waarvoor een bedrijf goederen verkoopt
C
De prijs die we betalen om goederen te exporteren
D
De prijs die je betaalt in de winkel

Slide 11 - Quiz

Aan de slag
blz 14 maken opdracht 18 t/m 26 
wat niet af is wordt huiswerk.

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag
blz 134 maken opdracht 20 t/m 30 
 (Huiswerk)

Slide 13 - Diapositive

Vandaag:
Terugblik op 5.2 deel 1
Verder met 5.2 deel 2

- Aan het einde van de les kunnen jullie vertellen wat het verschil tussen afzet en omzet is.

Slide 14 - Diapositive

Wat is de brutowinstopslag?
A
De inkoopprijs.
B
Het verlies.
C
Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt.
D
Het hele bedrag dat de klant moet betalen voor het product.

Slide 15 - Quiz

Hoe bereken je de verkoopprijs?

Verkoopprijs=...
A
Winst x Verlies
B
Verkoopprijs - Afzet
C
Brutowinst opslag x Verlies
D
Inkoopprijs + Brutowinst opslag

Slide 16 - Quiz

Karin koopt een bank in voor 470 euro.
Ze berekent een brutowinstopslag van 60%
Bereken haar verkoopprijs

Slide 17 - Question ouverte

5.2 Wat wordt de prijs? (deel 2)
Afzet:
  • het aantal producten dat je verkoopt
  • bijvoorbeeld: 14 muffins
Omzet:
  • het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten
  • (de inhoud van de kassa!!)

Slide 18 - Diapositive

5.2 Wat wordt de prijs? (deel 2)
Omzet:
  • je hebt 14 muffins verkocht
  • ze kosten € 1,20 per stuk
  • wat is je omzet?
  • 14 x 1,20 = € 16,80


omzet =  afzet  x  verkoopprijs

Slide 19 - Diapositive

Karin verkoopt 12 banken met een verkoopprijs van 740 euro.
Bereken haar omzet.

Slide 20 - Question ouverte

Jacob verkoopt games, de inkoopprijs is 35 euro. De brutowinstopslag is 60%. Bereken de verkoopprijs.

Slide 21 - Question ouverte

vandaag maken:
Blz 135
Opdracht 29 t/m 35 

en
Economie in de praktijk
blz 132 16 tot 19

timer
15:00

Slide 22 - Diapositive

Hoe bereken je de omzet?
A
afzet x consumentenprijs = omzet
B
brutowinst - inkoopwaarde = omzet
C
afzet x verkoopprijs = omzet
D
inkoopwaarde - brutowinst = omzet

Slide 23 - Quiz

Heb ik mijn doel bereikt?
- Aan het einde van de les kan ik vertellen wat het verschil tussen afzet en omzet is. -
TEKEN DE EMOJI OP JE WISBORDJE
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

Is verkoopprijs de prijs die wij als consumenten in de winkel betalen?...

Slide 25 - Diapositive

Vandaag:
Blz 16
Opdracht 25 t/m 36
+
Blz 21 opdracht 37 t/m 40

Slide 26 - Diapositive