11.6 Reactietijd en veiligheid les 2

11.6 Reactietijd en veiligheid les 2
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & NatuurMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

11.6 Reactietijd en veiligheid les 2

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning
- Herhaling vorige les
- Berekeningen oefenen
- Vragen
- Werktijd

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je nog van?

Kennistest

Slide 3 - Diapositive

Er volgen nu vragen om de voorkennis van de leerling te testen.
Welke formule gebruik je bij het berekenen van snelheid?
A
snelheid = afstand x tijd
B
snelheid = afstand ÷ tijd
C
snelheid = tijd ÷ afstand
D
snelheid = tijd x afstand

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jan is aan het fietsen en produceert een spierkracht van 360 N.
De weerstandkracht is 360 N
Wat gebeurt er met zijn snelheid?
A
Die is constant
B
Er is vertraging
C
Er is versnelling
D
Hij remt

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De reactietijd is...
A
De afstand die je aflegt in de reactietijd
B
De tijd die je nodig hebt tijdens het remmen
C
De tijd die je nodig hebt voordat je remt
D
De afstand die tijdens het remmen wordt afgelegd

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De reactietijd is niet bij iedereen hetzelfde. Waar is de reactietijd van afhankelijk?
A
het profiel op de banden
B
medicijnen, alcohol of drugs
C
het soort wegdek
D
het soort weer

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een motorrijder moet plotseling remmen.
Zijn reactieafstand is 3,9 meter.
De remweg is 5,1 meter.
Bereken de stopafstand van de scooter.

A
1.2 m
B
9 m
C
7 m
D
5.1 m

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een valhelm beschermt het hoofd op verschillende manieren.
De eigenschap
"remt het hoofd langzaam af"
past bij........................




A
binnenkant van de helm
B
buitenkant van de helm
C
zowel binnenkant als buitenkant van de helm

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je ziet hiernaast een plaatje dat gaat
over het effect van zomer- en
winterbanden. Waar hebben deze
banden invloed op?
A
alleen op de reactieafstand, niet op de stopafstand
B
alleen op de remweg, niet op de stopafstand
C
op de remweg en dus op de stopafstand
D
deze banden hebben geen invloed op de remweg, reactieafstand of stopafstand

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

reactietijd 


Waar hangt 
het van af?
Reactieafstand
km/h -> m/s

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

remweg.
als je remt doe je er een bepaalde afstand over tot je stilstaat.

dit noem je de remweg.

als je de remweg in een grafiek zet die aangeeft hoe lang de remweg is bij een bepaalde snelheid dan is dit een vloeiende lijn.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De reactieafstand en de remweg samen noem je de stopafstand.

REACTIEAFSTAND + REMWEG  =  STOPAFSTAND

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stopafstand
stopafstand = reactieafstand +remweg



Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefenvraag 1

Auto gaat 10 m/s, de reactietijd is 3 sec. 
Wat is de stopafstand? (De remweg is 10 m).


Zelfde situatie maar nu gaat de auto 108km/h.
Wat is dan de stopafstand?

Slide 16 - Diapositive

reactietijd 3 sec x snelheid 10 m/s = reactieafstand 30 m.

reactieafstand 30 m + remweg 10 m = stopafstand 40 m.
Oefenvraag 1

Auto gaat 10 m/s, de reactietijd is 3 sec. Wat is de stopafstand? (De remweg is 10 m).
reactietijd 3 sec x snelheid 10 m/s = reactieafstand 30 m.


reactieafstand 30 m + remweg 10 m = stopafstand 40 m.

Slide 17 - Diapositive

reactietijd 3 sec x snelheid 10 m/s = reactieafstand 30 m.

reactieafstand 30 m + remweg 10 m = stopafstand 40 m.
Oefenvraag 2

Auto gaat 25 m/s, de reactietijd is 1,2 s. Wat is de stopafstand? (De remweg is 12 m).


Slide 18 - Diapositive

reactietijd 1,2 sec x snelheid 25 m/s = reactieafstand 30 m.

reactieafstand 30 m + remweg 12 m = stopafstand 42 m.
Oefenvraag 2

Auto gaat 25 m/s, de reactietijd is 1,2 s. Wat is de stopafstand? (De remweg is 12 m).

reactietijd 1,2 sec x snelheid 25 m/s = reactieafstand 30 m.
reactieafstand 30 m + remweg 12 m = stopafstand 42 m.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefenvraag 3
Een auto heeft een snelheid van 54 km/h. De reactietijd van de automobilist is 1 s. De remweg is 22,5 m.

Bereken de stopafstand van deze auto.



Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefenvraag 3 uitwerking
De auto rijdt 54 km/h. --> Omrekenen naar m/s. 
Dat is 54 ÷ 3,6 = 15 m/s.

De reactietijd is 1 seconde. In die 1 seconde legt de auto 15 m af.
De stopafstand is dus:

remweg 22,5 m + reactieafstand 15 m = 37,5 m.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe goed begrijp je deze uitleg?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

VRAGEN?

Slide 23 - Diapositive

Wisselmoment: vragen?
Weektaak
Weektaak
  • Bouwsteen 11.6
  • Kennistoets Its Learning
  • Nakijken, verbeteren en aftekenen

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions