Cursus 5 woordsoorten-§12 zelfstandig, koppel-en hulpww in een samengestelde zin



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Tien minuten stil lezen
Kleine terugblik met vragen
Huiswerk bespreken

Aan het werk
 

Telefoon op stil in je tas  en je jas over de stoel
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Tien minuten stil lezen
Kleine terugblik met vragen
Huiswerk bespreken

Aan het werk
 

Telefoon op stil in je tas  en je jas over de stoel

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?




Na deze les kun je zelfstandige werkwoorden, koppelwerkwoorden en hulpwerkwoorden in samengestelde zinnen herkennen


Slide 3 - Diapositive

Terugblik

Hoe zat het ook weer met het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord? 





Duidt een persoon, dier, of ding aan=?
persoonlijk voornaamwoord

Slide 4 - Diapositive

geeft aan van wie iets is
bezittelijk voornaamwoord
..............? staan altijd alleen,staan geen zelfstandige naamwoorden bij
persoonlijk voornaamwoord vervangt het zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Diapositive

Hoe zat het ook weer met het koppel en hulpwerkwoord? 
Een .......bevat altijd één koppelwerkwoord, een vorm van ( geef 6)
naamwoordelijk gezegde

zijn
worden 
lijken 
blijven 
blijken 
schijnen

Slide 6 - Diapositive

In een zin met een werkwoordelijk gezegde, staat altijd een?
zelfstandig werkwoord
Als er meer dan 1 ww in de zin staat, dan is de pv altijd een?
hulpwerkwoord

Slide 7 - Diapositive

– In de vakantie bezoekt (zww) Veerle graag een museum.
– In de vakantie wil (hww) Veerle graag een museum bezoeken (zww).
– In de vakantie zou (hww) Veerle graag een museum willen (hww) bezoeken (zww).

Slide 8 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de volgende zin:
– {hz Katrien Duck is ziek ( bz doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten), ( bz zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs)}.
Deze samengestelde zin bevat zes werkwoorden. 


Hoe stel je van elk werkwoord de woordsoort vast: zelfstandig werkwoord (zww), koppelwerkwoord (kww) of hulpwerkwoord (hww)? 

Slide 9 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Katrien Duck is ziek doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten, zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs.


De voorbeeldzin bestaat uit drie delen: een hoofdzin en twee bijzinnen. Elk van die delen is zelf een enkelvoudige zin. Je hebt geleerd hoe je in zo’n enkelvoudige zin vaststelt of een werkwoord een zww, kww of hww is. Die aanpak gebruik je ook bij enkelvoudige zinnen die samen een samengestelde zin vormen.

Slide 10 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Zo bepaal je in een samengestelde zin met welk soort werkwoord je te maken hebt

Verdeel de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen. Zet strepen tussen de zinnen.

Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast: werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng).

Pas daarna per zin de regels van paragraaf 6 blz. 216: zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord toe.


Slide 11 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Voorbeeld

Stap 1
De samengestelde zin bestaat uit de enkelvoudige zinnen:
Katrien Duck is ziek (1), /
doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten (2) /
zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs (3).


Slide 12 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Stap 2
zin 1 Katrien Duck is ziek, : ng: is [ziek]


zin 2 doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten : 
wg = heeft gegeten


zin 3 zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs: wg = zal kunnen optreden

Slide 13 - Diapositive

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Stap 3
zin 1: ng met één werkwoord → is = kww
zin 2: wg met twee werkwoorden → heeft (= pv) = hww, gegeten = zww
zin 3: wg met drie werkwoorden → zal (= pv) = hww, kunnen = hww, optreden = zww

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

  1.     Hoewel Noël zenuwachtig was, maakte ze geen fouten
  2.     Deze tekst lijkt me ongeschikt, de informatie is te eenzijdig
  3.     Weten jullie dat we een hut hadden gebouwd en dat die alweer was gesloopt?
Noteer alle ww en schrijf het juiste ww in je schrift: kww, hww, zww

Slide 16 - Diapositive

4-Aangezien Daphne jarig is, bakt ze een appeltaart.

5-Als je ouders willen komen, moeten ze 
dit invullen.

6-De soep wordt nooit zo heet gegeten als ze wordt opgediend

Slide 17 - Diapositive

  1. was= kww-maakte= zww
  2. lijkt= kww-is= kww
  3. weten= zww-hadden=hww-gebouwd =zww-was=hww-gesloopt=zww
  4. b- is = kww- bakt= zww
  5. b-willen=hww-komen=zww-moeten=hww-invullen=zww
  6. b-wordt=hww-gegeten=zww-wordt-hww-opgediend= zww

Slide 18 - Diapositive

17-19  goed= groep A> Je maakt opdr. 1-3 en 4 blz. 229
11-13  goed= groep B> Je maakt opdr. 1-t/m 4 blz. 229
5-7    goed= groep C> je maakt  opdr. 1-t/m 4 blz. 229 
Snel klaar? 
Groep A>Je gaat naar De Brug meestromen en maakt
§ 12   1 t/m  2  alle vragen
Groep B> Je gaat naar De Brug meestromen en maakt §12  vraag 1 t/m 3
Groep C>je gaat naar De Brug meestromen en maakt  van § 6, §9
 en § 12 de eerste vraag
Met alles klaar? 
Je pakt je leesboek en leest rustig verder in je boek of je vraagt een extra opdracht

Slide 19 - Diapositive

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 20 - Diapositive

Aan de slag

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Gebruik de theorie van blz.212 bij het maken van de opdrachten. 

Maken:
Cursus 5 Grammatica woordsoorten
§12 blz. 228
opdr. 1 t/m 4
 in je schrift!




Slide 23 - Diapositive

H2E-2022

Slide 24 - Diapositive

H2F

Slide 25 - Diapositive