unit 3 lesson 4 2v2

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Today 

situations of can, could, to be able to and to be allowed to. 

present perfect 

Negative sentences

can/could = can't - couldn't  (geen present perfect)

to be able to= not able to/ haven't been able to

to be allowed to = not allowed to/ haven't been allowed to

1. Iets is mogelijk 

Can: het is waarschijnlijk 

Could: het is minder waarschijnlijk

"This day can be amazing!" = geweldige dag

"This day could be amazing." = potentie tot een geweldige dag

2. Je hebt het vermogen, de vaardigheid of de mogelijkheid iets te doen.

can = present simple 

could = wat je mogelijk zou kunnen (of verleden tijd) 

to be able to =  kun je met alle werkwoordstijden gebruiken

3. Je hebt toestemming iets te doen. 

can = bij present simple 

could = verleden tijd van 'can'

to be allowed to = bij alle werkwoordstijden

4. Beleefde vraag stellen

can + please 

could + please (= beleefder)

1. Present Perfect

___ Mr Wilkinson ___ (organise) this event?

Present perfect: you / eat / Thai food before?

Present perfect: it / rain / all day?

Present perfect: ... you ... (see) the latest Marvel film?