Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Nederlands Werkwoorspelling 

Welke zin is goed?

1. Hij verteld een verhaal
2. Hij vertelt een verhaal
3. Hij heeft een verhaal vertelt
4. Hij heefd een verhaal verteld

Wat is de eerste stap die je neemt om te kijken of een werkwoord op een d of t eindigt?

1. Ik kijk in welke tijd het staat
2. Ik zoek de persoonsvorm op
3. Ik doe het op gevoel
4. Ik doe maar wat

De stappen

1. Is het een pv? 

- pv in de tt = stam of stam + t (vervang het ww door lopen, 

hoor je dan een t, dan schrijf je ook een t)

- pv in de vt = gebruik 't exkofschip = hele werkwoord (-en). Laatste letter in 't exkofschip? ja = d, nee = t          

De stappen 

2. Is het geen pv?

Dan is het een:

- vtdw

- infinitief (hele werkwoord)

- bijv. naamwoord 

vtdw/infinitief/bijv. nw

vtdw: Als je werkwoord een voltooid deelwoord is, dan gebruik je 

't exkofschip 

infinitief: Dat is het hele werkwoord

bijvoeglijk naamwoord: dat zegt iets over het znw en schrijf je zo kort mogelijk. 

Even oefenen in je schrift.

(schrijf de zin over en onderstreep als eerst de pv)

1. Hij ........ (tekenen) een huis 

2. Hij heeft een huis ....... (tekenen) 

3. Marije ....(vinden) de les leuk

De antwoorden

1. hij tekent een huis 

(pv, tt, stam/stam +t) 

2. Hij heeft een thuis getekend

(vtdw, 't exkofschip

3. Marije vindt de les leuk

(pv, tt, stam/stam +t)

Wie zijn lessen goed ....... (voorbereiden), zal er veel van opsteken.

1. Voorbereidt
2. Voorbereid
3. Voorbereit
4. Voorbereidde

Wat vond ik van de uitleg?