Transfusie: bloedderivaten

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
Infuus therapieHoger onderwijs

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat vond Blundell het aller belangrijkste bij transfusie?
A
- Dieren en mensen mogen elkaar bloed geven - als het maar noodzakelijk is
B
- mensen krijgen enkel menselijk bloed - en enkel als er een risico op overlijden is
C
-mensen krijgen enkel van mensen - enkel om een bloedverlies aan te vullen.
D
- rhesusfactor dient gekend te zijn - enkel bij aderlating

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Geef in eigen woorden aan het verschil tussen een autologe en homologe donatie?

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

ECL
staat voor
A
Electrocyten concentratie is laag
B
Gedeleukocyteerd Erytrocytenconcentraat
C
samengevoegde pool-plaatjes
D
energie concentratie van het lichaam

Slide 27 - Quiz

Bestraalde ECL worden gebruikt bij
A
mensen die bang zijn om ziek te worden
B
patiënten met lage immuniteit
C
pre operatief als standaard waarde

Slide 28 - Quiz

Welke 2 mogelijkheden heb je om tot trombocytenconcentraat te komen?

Slide 29 - Question ouverte

Bij welke 2 bloedderivaten heb je niet altijd een kruisproef nodig?
A
- ECL gedeleucocyteerd erytrocyten concentraat - TC :Trombocytenconcentraat Plasma
B
- Plasme - ECL
C
- TC - plasma
D
- Vol bloed - ECL

Slide 30 - Quiz