4.4 - Schakelingen

Als er één lamp kapot gaat in je kamer, dan blijven de andere lampen aan. Dat is maar goed ook. Het zou heel onhandig zijn als je dan meteen in het donker zit.

Serie-schakeling
Je weet al: batterijen kun je in serie schakelen. Je legt de batterijen met de plus en de min tegen elkaar. Lampen en andere apparaten kun je ook in serie schakelen. Je legt ze niet tegen elkaar, maar verbindt ze met stroomdraden.
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
Voortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Als er één lamp kapot gaat in je kamer, dan blijven de andere lampen aan. Dat is maar goed ook. Het zou heel onhandig zijn als je dan meteen in het donker zit.

Serie-schakeling
Je weet al: batterijen kun je in serie schakelen. Je legt de batterijen met de plus en de min tegen elkaar. Lampen en andere apparaten kun je ook in serie schakelen. Je legt ze niet tegen elkaar, maar verbindt ze met stroomdraden.

Slide 1 - Diapositive

Dit weet je nog
De vorige les ging over de stroomkring


Slide 2 - Diapositive

Eén stroomkring
In een serie-schakeling zitten alle lampen in één stroomkring. De stroom gaat van de spannings-bron (+) eerst door lamp 1, daarna door lamp 2 en dan terug naar de spannings-bron (−).
Als één lamp kapot gaat, dan is de stroomkring onderbroken. De stroom kan niet door de kapotte lamp. De andere lamp gaat dan ook uit, want in een onderbroken stroomkring kan geen stroom lopen.

Slide 3 - Diapositive

Welke apparaten staan altijd in serie om goed te kunnen werken?
A
een tv en een schemerlamp
B
een schakelaar en een wasmachine
C
een schemerlamp en een wasmachine
D
een wasmachine en een tv

Slide 4 - Quiz

In een oude kerstboom-verlichting zijn 24 lampjes in serie geschakeld. Eén van de lampjes gaat stuk.

Wat gebeurt er met de andere lampjes?
A
die andere lampjes gaan feller branden
B
die andere lampjes branden nu ook niet meer
C
die andere lampjes blijven gewoon branden
D
die andere lampjes gaan knipperen

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Wat kun je zeggen als in een parallel-schakeling een apparaat kapot is?
A
de andere apparaten werken dan ook niet
B
de andere apparaten werken dan wel
C
de andere apparaten gaan ook kapot

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Voorgaand schema is zo getekend, dat de stroomkring wel/niet gesloten is
A
wel
B
niet

Slide 12 - Quiz

Onthouden
In een serie-schakeling staan alle apparaten in één stroomkring.
Een serie-schakeling werkt alleen als:
– alle apparaten aan staan;
– alle apparaten heel zijn;
– de schakelaar dicht is.

Een parallel-schakeling heeft twee of meer stroomkringen.
In een parallel-schakeling heeft elk apparaat een aparte stroomkring.
Apparaten in een parallel-schakeling kun je apart aan- en uitzetten.

Met een schakelaar kun je:
– een stroomkring onderbreken (de schakelaar is open);
– een stroomkring sluiten (de schakelaar is dicht).


Slide 13 - Diapositive