Les 2: herhaling en overdrijving

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Maandag 30-9

Lezen moordgeheim

 

Huiswerk nakijken
 

Uitleg Les 2

Aan de slag: Les 2 opdracht 1-10

Het huiswerk was voor afgelopen week:

Hoofdstuk 30, Plot:

Maken: Opdracht 1-10

Hoofdstuk 43, Schrijfstijl:

Maken: Opdracht 1-13

Hoofdstuk 69, Verteltijd:

Maken: Opdracht 1-8

Herhaling en overdrijving

Herhaling 

Eén of twee woorden of de hele zin nog een keer zeggen voor extra nadruk

Hij is altijd en altijd ziek.

Overdrijving

- Groter, beter of erger maken

(extra nadruk geven op een emotie of een mening).

- Om humoristisch te zijn

- Niet letterlijk nemen.

Ik verveel me dood vandaag.

Overdrijving of herhaling?
Voor de zoetste verleidingen ga je naar de chocoladefontein

1. overdrijving
2. herhaling

Herhaling of overdrijving?
Mijn nieuwe schoenen zijn zo groot, de hele wereld past eronder!

1. overdrijving
2. herhaling

Herhaling of overdrijving?
En dan, wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant?

1. overdrijving
2. herhaling

Herhaling of overdrijving?

Tot in de wolken heb ik je gezocht

1. herhaling
2. overdrijving

Herhaling of overdrijving?

Ik sta hier al eeuwen te wachten.

1. Herhaling
2. Overdrijving

Herhaling of overdrijving?

‘Wil je daar nu echt, echt mee stoppen’!

1. herhaling
2. overdrijving

Kijken, kijken, niet kopen!
De schrijver versterkt zijn tekst hier door ...

1. Herhaling
2. Overdrijving

Herhaling of overdrijving?

De regen viel met bakken uit de lucht.

1. Herhaling
2. Overdrijving

Wat is een GEEN voorbeeld van een overdrijving

1. De dag duurde zo lang dat ik in slaap viel
2. Het was een eindeloos durende dag
3. Het was een doodsaaie dag
4. Het was een leuke dag

Maak nu zelf een zin waar herhaling in voorkomt.

Maak nu zelf een zin waar overdrijving in voorkomt.

Aan de slag 

Maken:

Les 2: 1 t/m 10

Aan de slag

Tafelgroepje 1: 

Tafelgroepje 2: Werkwoordenspel

Tafelgroepje 3: PimPamPet

Tafelgroepje 4: Beeldspraakspel