Le passé composé

    Le Passé Composé
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

    Le Passé Composé

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Aan het eind van deze les weet je wat de passé composé is.
  •  Aan het eind van deze les weet je hoe je de passé composé maakt.

Slide 2 - Diapositive

Passé composé met avoir
- Hoe maak je de passé composé
- vervoeging van avoir

Slide 3 - Diapositive

Wat is de passé composé in het Nederlands?
A
de verleden tijd
B
de voltooid tegenwoordige tijd
C
de toekomende tijd
D
de tegenwoordige tijd

Slide 4 - Quiz

Passé composé

Slide 5 - Diapositive

Le passé composé = voltooid tegenwoordige tijd
De passé composé is de verleden tijd met 2 werkwoorden. 

Bijvoorbeeld: Ik heb gegeten.
                             J'ai mangé


Wat is de passé composé?

Slide 6 - Diapositive

Passé composé (bloc H)
J'ai dansé.

Ik heb gedanst


Hoe vorm je de passé composé?
De passé composé bestaat uit:

1. hulp werkwoord = vorm w.w. avoir
2. voltooid deeltwoord

Slide 7 - Diapositive

présent
passé composé
Je regarde Netflix
Luc et Sophie parlent français
On a fêté l'anniversaire
Vous avez invité Luc?

Slide 8 - Question de remorquage

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?
Sleep die twee elementen naar het juiste vakje
Persoonlijk voornaamwoord
Vorm van een hulpwerkwoord
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 9 - Question de remorquage

Een voltooid deelwoord maken - regelmatige werkwoorden
eindigt op -é
eindigt op -u
eindigt op -i
parler
finir
vendre
entendre
choisir
écouter
remplir
attendre

Slide 10 - Question de remorquage

Een voltooid deelwoord maken
parler -> j'ai parlé

vendre -> j'ai vendu

finir -> j'ai fini

Slide 11 - Diapositive

Noem een onregelmatig werkwoord + het vaste voltooid deelwoord

Slide 12 - Carte mentale

Elle (réfléchir)

Slide 13 - Question ouverte

Vous (faire)

Slide 14 - Question ouverte

Ils (entendre)

Slide 15 - Question ouverte

Tu (être)

Slide 16 - Question ouverte

Passé composé met être
- Hoe maak je de passé composé
- vervoeging van être

Slide 17 - Diapositive

Noem in het Nederlands een voltooid tegenwoordige tijd met het hulpwerkwoord 'zijn'.

Slide 18 - Carte mentale

Vertaal in het Frans:
Ik ben gegaan.
A
J'ai allé
B
Je suis allé

Slide 19 - Quiz

De werkwoorden die jullie moeten weten:
- aller
- arriver
- rester

Slide 20 - Diapositive

Je (arriver)
A
J'ai arrivu
B
Je suis arrivi
C
J'ai arrivé
D
Je suis arrivé

Slide 21 - Quiz

Nous (avoir)

Slide 22 - Question ouverte

Tu (rester)

Slide 23 - Question ouverte

Il (aller)

Slide 24 - Question ouverte

Attention!
Thomas est allé au cinéma. 
Sarah est allée au cinéma. 

Thomas et Luc sont allés au cinéma. 
Sarah et Fay sont allées au cinéma.

Wat is de regel?

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

De être-regel 
1. Hulpwerkwoord être
2. Wat is het onderwerp in de zin?
Mannelijk enkelvoud = voltooid deelwoord + niks
Vrouwelijk enkelvoud = voltooid deelwoord + e
Mannelijk meervoud = voltooid deelwoord + s
Vrouwelijk meervoud = voltooid deelwoord + es

Slide 27 - Diapositive

De passé composé
Met het hulpwerkwoord 'avoir' en 'être'

Slide 28 - Diapositive

Wat weten jullie nog over de passé composé?

Slide 29 - Carte mentale

Tu (entendre)

Slide 30 - Question ouverte

Elle (trouver)

Slide 31 - Question ouverte

Ils (remplir)

Slide 32 - Question ouverte

hulpwerkwoord 'avoir' (hebben)
hulpwerkwoord être (zijn)
aller
faire
être
arriver
vendre
parler
rester
pouvoir
trouver

Slide 33 - Question de remorquage

Nous (aller)
A
Nous sommes allés
B
Nous sommes allé
C
Nous avons allé
D
Nous sommes allée

Slide 34 - Quiz

Elle (arriver)
A
Elle a arrivé
B
Elle a arrivée
C
Elle est arrivé
D
Elle est arrivée

Slide 35 - Quiz

Ils (pouvoir)
A
Ils sont pus
B
Ils sont pues
C
Ils ont pu
D
Ils ont pus

Slide 36 - Quiz

Elles (rester)

Slide 37 - Question ouverte

Vous (trouver)

Slide 38 - Question ouverte

Tu (être)

Slide 39 - Question ouverte

Au travail!
Bron D: ex. 16abcde + 17 + 18
20 minuten
1. Klaar? Blaadje met opdracht passé composé maken
2. Klaar? Slim stampen online / verbuga.eu / voca leren op study.go
 

timer
20:00

Slide 40 - Diapositive