Online les theme 3 k4

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat is een zelfstandig naamwoord? Je mag in het Nederlands antwoorden.

Slide 3 - Question ouverte

je kunt de, het of een voor een zelfstandig naamwoord zetten
dingen, dieren, mensen, aardrijkskundige namen en eigen namen zijn ook zelfstandig

een bijvoeglijk naamwoord(adjective) zegt iets over een zelfstandig naamwoord, het beschrijft iets of iemand
bv. 
The green car
A nice girl

Slide 4 - Diapositive

zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over....?
A
een werkwoord
B
een zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quiz

waarover zegt een bijwoord iets?

Slide 6 - Question ouverte

een bijwoord(adverb)  zegt iets over een werkwoord, over een handeling/actie ...dus over hoe iemand iets doet. Er staat  vaak -ly achter
bijvoeglijk                                            bijwoord
quick                                                       quickly
terrible                                                    terribly
beautiful                                                 beautifully
let op! er zijn uitzonderingen, zie uitleg in het boek en op dia 2. 
he walked quickly to the door -> quickly zegt iets over het werkwoord walked

Slide 7 - Diapositive

welke is juist?
A
The car is green
B
The green car
C
Paul has a green car

Slide 8 - Quiz

The ....... dogs
School is very .....
Henry is ....
funny
an artist
big

Slide 9 - Question de remorquage

the girl

Slide 10 - Carte mentale

Wanneer gebruik je one of ones?
Je gebruikt one (enkelvoud) of ones (meervoud)
om een zelfstandig naamwoord te vervangen:
• na een bijvoeglijk naamwoord
• na which
• na this, that, these en those
                                             Grammar 6

Slide 11 - Diapositive


Vul in: one of ones

A second-hand car is much cheaper than a new .......

Slide 12 - Question ouverte


Vul in: one of ones

A second-hand car is much cheaper than a new .......

Slide 13 - Question ouverte


Vul in: one of ones

A second-hand car is much cheaper than a new .......

Slide 14 - Question ouverte

one of ones
This pizza tastes better than that .....

Slide 15 - Question ouverte

People have big problems and small ........

Slide 16 - Question ouverte

I like a lot of films, but that ....... is my favourite!

Slide 17 - Question ouverte

Do you like these muffins? I prefer those .........

Slide 18 - Question ouverte

Welke is juist?
A
She likes this ones
B
She likes these ones

Slide 19 - Quiz


A
Are they the one that have two brothers?
B
Are they the ones that have two brothers?

Slide 20 - Quiz


A
Those girls are the one that I like
B
Those girls are the ones that I like

Slide 21 - Quiz

girls is meervoud dus gebruik je ones, ook na those gebruik je ones want dat is ook meervoud

Slide 22 - Diapositive


A
Look at those jeans. Which one do you like?
B
Look at those jeans. Which ones do you like?

Slide 23 - Quiz

jeans is meervoud, een jeans heeft namelijk twee pijpen en daarom is dat altijd meervoud en ook hier staat those in de zin

Slide 24 - Diapositive

Welke is juist?
Which class do you like best?
A
The English one or the Dutch one?
B
The English ones or the Dutch ones?

Slide 25 - Quiz

Na which ( welke = enkelvoud) gebruik je one

Slide 26 - Diapositive