begrotingsbeleid

begrotingsbeleid
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

begrotingsbeleid

Slide 1 - Diapositive

Begrotingsbeleid
Vandaag: Spel
Theorie: individuele, collectieve en quasi- collectieve goederen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Zoek op;
1. wat zijn collectieve goederen? En schrijf een aantal voorbeelden op
2. Wat zijn quasi- collectieve goederen? En schrijf een aantal voorbeelden op

Slide 7 - Diapositive

Wat zijn collectieve goederen?
A
straat verlichting
B
fietspaden
C
auto
D
boten

Slide 8 - Quiz

Wat is geen kenmerk van collectieve goederen?
A
komen alleen tot stand door collectieve dwang
B
men kan een individuele prijs vragen
C
niet-uitsluitbaar
D
niet-rivaliseren

Slide 9 - Quiz

Snelwegen zijn collectieve goederen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

De overheid geeft veel geld uit aan collectieve goederen. Voor wie zijn de collectieve goederen bestemd?
A
burgers
B
ambtenaren
C
rijksoverheid
D
rijk, provincie, gemeente

Slide 11 - Quiz

Collectieve goederen zijn niet uitsluitbaar
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

quasi-collectieve goederen zijn individuele goederen
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

I: Quasi-collectieve goederen zijn individuele goederen door de overheid geproduceerd.
II: Onderwijs is een voorbeeld van quasi-collectieve goederen.
A
beiden juist
B
beiden onjuist
C
alleen I juist
D
alleen II juist

Slide 14 - Quiz

Kunnen individuele goederen ook collectieve goederen zijn?
A
Nee, collectieve goederen zijn altijd publiekelijk toegankelijk.
B
Nee, individuele goederen zijn altijd voor persoonlijk gebruik.
C
Ja, als ze door meerdere mensen worden gebruikt.
D
Ja, maar alleen als ze door bedrijven worden gebruikt.

Slide 15 - Quiz

Wat zijn individuele goederen?
A
Goederen die door een bedrijf worden gebruikt.
B
Goederen die door meerdere personen worden gebruikt.
C
Goederen die niet gebruikt kunnen worden.
D
Goederen die door een persoon worden gebruikt.

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Opgave
De rol van de overheid

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive