Frans b1 Week van 11-3 Bezittelijk voornaamwoord

Geef het Nederlands voor:
le secret
1 / 30
suivant
Slide 1: Question ouverte
FransMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsmavoLeerroute MLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Geef het Nederlands voor:
le secret

Slide 1 - Question ouverte

Geef het Nederlands voor:
toujours

Slide 2 - Question ouverte

Geef het Frans voor:
ik ben

Slide 3 - Question ouverte

Geef het Frans voor:
wij zijn

Slide 4 - Question ouverte

Geef het Frans voor:
het etui

Slide 5 - Question ouverte

Vandaag het bezittelijk voornaamwoord.

Wat zijn de moeilijkheden?

Het bezittelijk voornaamwoord in het Frans kent twee moeilijkheden.
Het zijn veel mogelijkheden (bij woorden in het enkelvoud).
Het verandert regelmatig van vorm.

Slide 6 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
Het schema op de vorige bladzijde dien je uit je hoofd te leren.
Puur stampwerk.

Slide 8 - Diapositive

Wat zijn de moeilijkheden.


Verwarrend: Het gaat erover of het zelfstandig naamwoord wat er achter staat mannelijk, vrouwelijk of meervoud is.

Haar vader= son père want vader is mannelijk.
Zijn moeder= sa mère want moeder is vrouwelijk.

Slide 9 - Diapositive

- Aan het eind van de les heb ik het bezittelijk voornaamwoord geleerd in het Frans.

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
ik, jij, hij, zij, etc.
B
in, op, achter, voor, etc.
C
mijn, jouw, haar, zijn, etc.
D
een zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (mijn) frère
A
mon
B
ma
C
son
D
sa

Slide 11 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (hun) oncles (mannelijk meervoud)
A
leur
B
leurs

Slide 12 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) oncle
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 13 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) mère
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 14 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (mijn) tante
A
ma
B
ta
C
mon
D
son

Slide 15 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) oncle
A
sa
B
tes
C
son
D
ses

Slide 16 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (zijn) soeur
A
sa
B
ton
C
son
D
ta

Slide 17 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (onze) mère
A
nos
B
notre
C
votre
D
vos

Slide 18 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (hun) oncles
A
leur
B
leurs

Slide 19 - Quiz

Welke bezittelijke voornaamwoorden heb je voor mijn:

A
ton, ta ,tes
B
mon, ma, mes
C
ton, mon, tes
D
mon, ton, mes

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de goede vertalingen van het bezittelijk voornaamwoord 'jouw'?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
son/sa/ses

Slide 21 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) père
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 22 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (mijn) tante (vrouwelijk enkelvoud)
A
ma
B
ta
C
mon
D
son

Slide 23 - Quiz

Vertaal en kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

Dans (hun) classe il ya 20 élèves
A
leurs
B
leur
C
ma
D
sa

Slide 24 - Quiz

Vertaal en kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

(mijn) agenda
A
mes
B
ton
C
mon
D
ma

Slide 25 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het bezittelijk voornaamwoord.
Marc est au collège avec ... copains.
A
son
B
sa
C
ses

Slide 26 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn vriendin=
A
ma amie
B
mon amie

Slide 27 - Quiz

Kies de juiste bezittelijke voornaamwoorden
in de zinnen:
C’ est (mijn) livre.
Voilà (jouw) trousse !
A
mon / ta
B
ma / ton
C
mon / ma
D
ton / ta

Slide 28 - Quiz

Kies de juiste bezittelijke voornaamwoorden
in de zinnen:
Pierre prend (zijn) photo (v).
J’habite dans (mijn) maison (v).
A
son / mon
B
son / ma
C
sa / mon
D
sa / ma

Slide 29 - Quiz

Nu:
Eerst samen de kijkoefening doen:
E: 20A  We gaan dat samen bekijken.
Daarna: 
Eerst Oefening in Classroom maken over de bezittelijke voornaamwoorden

Daarna:
D: Grammaire et ecrire.
E: Regarder.

Slim Stampen: Woorden A en B
had je Lessonup van vorige week niet gedaan, dan alsnog maken.

Proefwerk staat al in Magister: 8 april

.

Slide 30 - Diapositive