werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

 Werkwoordspelling

DOEL

- Je kunt werkwoorden correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling

Spelling: Werkwoordspelling

Programma:

- Herhaling vorige les

- Uitleg werkwoordspelling tegenwoordige tijd + verleden tijd

- Proefwerk bespreken

Noem twee manieren waarop je de pv kunt vinden in de zin.

Maak van de zinnen een vraagzin. Wat is de pv?

Eens in de week wandel ik met mijn hond.

Mijn moeder heeft mij verrast met een nieuwe Iphone.

Zet de zinnen in een andere tijd. Wat is de pv?

Ik ben bezig met het volgen van een cursus.

Ik vind het leuk om naar concerten te gaan.

Zet de juiste vorm van de pv in de zin. 

Vragen
Sebastiaan ............ elke keer hetzelfde in de les.

Bepalen
.................. de koning veel in ons land?

Bidden
Mijn oma .............. elke keer voor het avondeten.

Redden
Ik .............. me wel in mijn eentje.

Wedden
Romy .............. dat zij gelijk heeft.

Bekijk het volgende filmpje

Schema werkwoordspelling

-

Uitgelegd in twee minuten

0

Wat is niet goed gespeld?

Wat is niet goed gespeld?

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(drinken) jij graag thee?

1. drink
2. drinkt

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

Hij (landen) op Schiphol.

1. land
2. landt

Hoe schrijf het werkwoord in de verleden tijd?

Hij (rekenen) het bedrag uit.

Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin.

Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.

Het voltooid deelwoord is de vorm die je kunt zetten achter hij heeft …, hij is … of er wordt …

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Zij hebben (betalen).

1. betaalt
2. betaald

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Hij heeft haar (beschermen)

1. Beschermd
2. Beschermt

eindigen
Het toneelstuk ... straks met een lied

1. eindigd
2. eindigt
3. eindigdt
4. eindig

plonzen
Het water golfde en ... tussen wal en schip

1. plonsde
2. plonst
3. plonste
4. plonsden

beproeven
Door het ongeluk leidt het kind een ... leven

1. beproeft
2. beproevende
3. beproefdt
4. beproefd

geschieden (v.t.)
Het uitje ... zonder toestemming van de ouders

1. geschiet
2. geschiede
3. geschiedde
4. geschieden

ontdekken
Columbus heeft in 1942 Amerika ...

1. ontdekt
2. ontdekd
3. ontdekdt
4. ontdekken

ondervinden (v.t.)
We ... veel hinder van de harde zijwind

1. ondervinden
2. vinden
3. vonden
4. ondervonden

zich aanstellen
Jij moet ... niet zo ...

1. je aanstelen
2. je aanstelden
3. je aanstellen

Proefwerk bespreken

Alles van tafel

Punten optellen

Kritisch meedoen met het bespreken

Op- of aanmerkingen? Na de toets even bij mij komen. (alleen als het in jouw voordeel is natuurlijk ;))