1B/ 2B 9 maart 2020

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Programm:

Luisteropdracht

Stukje Grammatica 

Oefenen

Afsluiting

Herzlichen Wilkommen 

Lesdoelen 

Je kent de rijtjes van 'haben' en 'sein'.

Je kunt Duitse zwakke werkwoorden vervoegen. 

Je kent de uitgangen van zwakke werkwoorden. 

Je kent de persoonlijke voornaamwoorden.

https:

Hoelang is er al oorlog in Syrië?

1. 6 jaar
2. 7 jaar
3. 9 jaar
4. 10 jaar

Wat wordt er over Idlib gezegd?

1. Idlib wordt bevrijd
2. Het is/was ingenomen door rebellen
3. er heerst nu een wapenstilstand

Unplugging- day, wat voor dag is dat?

1. Een dag om geen muziek te luisteren
2. Een dag om al je mobieltje en iPad weg te leggen
3. Een dag om niet op social-media te kijken
4. Een dag om niet met school bezig te zijn

Welke planeet wordt genoemd?

1. Venus
2. Aarde
3. Mars
4. Jupiter

Wat is de nieuwe naam voor de robot?

1. Perseverance
2. Ausdauer
3. Percy
4. Perry

Waar zijn de ijsbeertjes geboren?

1. Hamburg
2. Bonn
3. Berlijn
4. Bremen

Waarom mag de vader de jonge ijsbeertjes niet zien?

1. De jonge ijsberen mogen nog niet naar buiten
2. Ze zijn te klein
3. Hij denkt dat ze zijn ontbijt zijn

Geslacht van znw

Mannelijke personen of dieren --> der

Vrouwelijke personen of dieren --> die

Onzijdige woorden, het-woorden --> das

die

der

das

Mann

Frau

Kind

Junge

Schule

Mädchen

Haus

Lehrer

Lehrerin

Werkwoorden

Regelmatige werkwoorden

Doel

Ik weet wat regelmatige werkwoorden zijn

Ik kan regelmatige werkwoorden vervoegen

Een zwak werkwoord bestaat uit een stam en een uitgang. De stam maak je door:

1. De ich-vorm
2. het hele ww - en

Regelmatige werkwoorden

Vervoegen van het werkwoord door eerst de stam op te schrijven. De stam is het hele werkwoord - en of - n.

Voorbeeld: 

wohnen = wohn

kaufen = kauf

reisen = reis 

De stam van spielen is dus:

Regelmatige werkwoorden: uitgangen

werkwoord: wohnen, stam:wohn

ich wohn e

du wohn st

er/sie es wohn t

wir wohn en

ihr wohn t

sie wohn en

Sie wohn en

Ich krijgt als uitgang

1. e
2. en
3. t
4. st

du krijgt als uitgang

1. t
2. st
3. en
4. e

wir, sie en Sie krijgen als uitgang

1. t
2. en
3. st
4. e

ich

du

er/ sie es

wir

ihr

Sie/ sie

wohne

wohnst

wohnt

wohnen

wohnt

wohnen

Regelmatige werkwoorden: uitgangen

werkwoord: kaufen, stam: kauf

ich kauf e

du kauf st

er/sie es kauf t

wir kauf en

ihr kauf t

sie kauf en

Sie kauf en

du (kaufen).

1. kaufet
2. kaufe
3. kaufen
4. kaufst

Ich (spielen)

1. spielt
2. spiele
3. spielen
4. gespielt

ihr (machen)

1. machen
2. machst
3. macht
4. machet

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (hören) gerne Musik.

1. hort
2. höre
3. horst
4. horen

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.

1. kaufst
2. kaufen
3. kaufet
4. kauft

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.

1. besucht
2. besuchst
3. besuchen
4. besuche

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (spielen) gern Tennis.

1. spielt
2. spiele
3. spielen
4. spielst

Huiswerk

Voor maandag: Lesen H Geburtstagpartys

Leren uitgangen van de regelmatige werkwoorden.