04 - V1 - Chapitre 1 - D (grammaire, lidwoorden)

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

bonjour V1 - comment ça va?

avez-vous:

-> vos livres?

-> vos cahiers?

-> vos trousses / stylos?

aujourd'hui nous sommes le                                     2024

se présenter

Bonjour, ça va?                       Ça va bien, et toi?

Comment tu t'appelles?

Tu habites où?                        J'habite à Doorn

C'est quoi, ......?                      C'est un/une.....

qu'est-ce-qu'on va faire aujourd'hui?

• vous avez des questions?
• vocabulaire leren
• terugblik
• grammaire de lidwoorden le la les un une

revois le vocabulaire AB et les phrases-clés C

page 52

page 30

alle woorden en alle zinnen moet je in het Frans kunnen schrijven, kunnen lezen, kunnen zeggen en kunnen verstaan 

il est hollandais

1. hij is nederlands
2. er zijn nederlanders
3. zij is nederlands
4. ik ben frans

zijn zus is geweldig

1. la soeur est grande
2. son frère est petit
3. sa soeur est géniale
4. sa soeur est petite

il y a deux campings

1. hij is een scholier
2. er zijn twee campings
3. zij is heeft twee campings
4. ik ben dol op camperen

de broer is een jongen

1. les parents ont un garçon
2. le frère est un garçon
3. la soeur est un cherche
4. la fille est une soeur

je suis ici

1. hij is hier
2. er is, er zijn ook
3. zij is ook
4. ik ben hier

hallo de ouders en tot ziens

1. bonjour les parents et au revoir
2. salut le frère et pardon
3. bonjour les parents et pardon
4. salut la fille et au revoir

              BUTS 

1. je kunt de juiste lidwoorden gebruiken
   
2. je kunt een beeldwoordenboek maken

waar in jouw boek kun je ze vinden nog weer?

1. je kunt vertellen hoe je heet
2. je kent woorden die te maken hebben met Frans in de klas
3. je kunt Franse instructie begrijpen
4. ken je woorden die te maken hebben met schoolspullen

exercice seize/a page trente-deux 

• fais l'exercice 16a

• op welke twee manieren kun je de en het vertalen in het Frans?
• wat is het verschil tussen deze twee woorden, denk je?

1. je kunt vertellen hoe je heet
2. je kent woorden die te maken hebben met Frans in de klas
3. je kunt Franse instructie begrijpen
4. ken je woorden die te maken hebben met schoolspullen

👉🏻 exercices 16de + 17ab, page 32

de lidwoorden de en het

le/ l'

la/l'

les

un

une

• wat valt op bij sommige woorden bij vocabulaire? wat betekent de v of de m of de mv? kijk page 52. Valt iets op?
• wat voor lidwoorden heb je in het Nederlands? En in het Frans? Juist 2
• voor een klinker of een h veranderen le + la in l' 

exercice 17c - page 33

👉🏻 exercices 17d, 18 - page 34

de lidwoorden de, het en een

le/ l'

la/l'

les

un

une

• wat valt op bij sommige woorden bij vocabulaire? wat betekent de v of de m of de mv? kijk page 52. Valt iets op?
• wat voor lidwoorden heb je in het Nederlands? En in het Frans? Juist 2
• voor een klinker of een h veranderen le + la in l' 

_____ camping (m) s'appelle Le Soleil.

1. Le
2. La
3. Les
4. Une

On est dans _____ grande tente (v).

1. un
2. une
3. l'

Marie est ____amie (v) de Jean.

1. un
2. le
3. l'
4. les

Il adore _____ saucisses (mv).

1. le
2. la
3. l'
4. les

BUTS gehaald?

kun je de juiste lidwoorden gebruiken?

1. je kunt vertellen hoe je heet
2. je kent woorden die te maken hebben met Frans in de klas
3. je kunt Franse instructie begrijpen
4. ken je woorden die te maken hebben met schoolspullen

devoirs: faire, apprendre et revoir

faire (maken)

exercices 16 -> 19 (pages 32->35)

apprendre (leren)

grammaire D lidwoorden le + la + les + un + une

revoir (herhalen)

vocabulaire A+B (page 52)& phrases-clés C 'se présenter'

veel in de klas gemaakt :-)

PLENDA