Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Spelling - leestekens in een woord
Slide 1 - Diapositive
Doelen van vandaag
Je leert:
hoe je een trema gebruikt
hoe je een koppelteken gebruikt
Slide 2 - Diapositive
Even herhalen
Slide 3 - Diapositive
Wat zijn leestekens?
A
Punt, komma, dubbele punt, aanhalingstekens
B
Hoofdletter, alinea, en namen
C
Afspraken
D
Alle letters in een tekst
Slide 4 - Quiz
Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Januari
B
januari
Slide 5 - Quiz
Vul op de juiste plek de komma in: Joas heeft 2 cavia's een vis en een kat.
Slide 6 - Question ouverte
Hieronder staan drie woorden. Kies bij elk zelfstandig naamwoord de juiste spelling van het meervoud. 1 Een bedrijf, twee …
A
bedrijven
B
bedrijfen
C
bedrijffen
Slide 7 - Quiz
Van welk zelfstandig naamwoord kun je 2 meervoudsvormen schrijven?
A
Kerk
B
School
C
Sportclub
D
Museum
Slide 8 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Rode
Gouden
Grote
Houten
Mooie
Stoffen
Slide 9 - Question de remorquage
Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in: (vluchten) De ............... dief
A
gevluchte
B
gevluchtte
C
gevluchten
D
gevluchtten
Slide 10 - Quiz
Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in: (verbreden) De ........ weg.
Slide 11 - Question ouverte
Klinkerbotsing
Soms kun je twee klinkers die na elkaar komen, samen verkeerd lezen. Dit wordt wel klinkerbotsing genoemd. Je schrijft dan een leesteken tussen de twee klinkers.
Slide 12 - Diapositive
Trema
Als je het woord verkeerd kunt uitspreken, dan gebruik je een trema.