Ademhaling - Doen voor PW lln

D1ATh3 Verbranding en ademhaling
 Extra: Je uithoudingsvermogen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

D1ATh3 Verbranding en ademhaling
 Extra: Je uithoudingsvermogen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Diapositive

Uithoudingsvermogen

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Diapositive

Verbranding in de cellen
In alle cellen van ons lichaam vindt verbranding plaats. 
Voor verbranding in de cellen is zuurstof en brandstof nodig.  
Glucose (uit voedsel) is de brandstof.  Zuurstof adem je in.

Bij verbranding komen de verbrandingsproducten vrij: water en koolstofdioxide. 
Er komt ook energie vrij. Energie komt vrij in de vorm van warmte en beweging. 

In je NZ schrift:
Het reactieschema van verbranding in je cellen
glucose + zuurstof  --> koolstofdioxide + water + energie

Slide 4 - Diapositive

Inspaning 
en verbranding
Bij inspanning kun je waarnemen:
- snellere ademhaling
- aantal hartslagen per minuut neemt toe
- de huid wordt rood
- er ontstaat zweet op de huid

Bovenstaande komt doordat je bij inspanning energie verbruikt. Als brandstof (glucose) verbrand wordt, komt er energie vrij.  Glucose krijg je binnen door te eten en te drinken. Het wordt in de darmen door je bloed opgenomen. 


De verbrandingsproducten zijn: 

Koolstofdioxide: Dit gas ademen wij uit

Water: Verlaat het lichaam via: Zweten, plassen / poepen 
              (uitscheiden) en uitademen

Er komt ook energie vrij: 
Die gebruik je om bijvoorbeeld te bewegen of je lichaamstemperatuur constant houden.

 Energie heb je altijd nodig, zelfs als je slaapt of als je denkt. Natuurlijk heb je
voor beweging energie nodig.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Fotosynthese
Zonder planten kunnen wij niet leven

In je schrift noteren: 

In de bladgroenkorrels van een plant vindt fotosynthese plaats. 


Fotosynthese, het reactie schema: 





koolstofdioxide + water+ zonlicht                     zuurstof + glucose
Zonder planten geen brandstof  voor de mens
De mens maakt gebruik 
van de zuurstof en de glucose van een plant!

Slide 7 - Diapositive

Praktijk
Praktijk A: Ademvolume meten 

Praktijk B: Vitale capaciteit meten

Praktijk C: Ademfrequentie
Hoevaak adem jij in 1 minuut?
Tel het aantal ademhalingen en noteer het aantal in je schrift en/of het bord. In- en uitademen tel je als 1.

Slide 8 - Diapositive

Je gaat jouw
Vitale capaciteit meten

Slide 9 - Diapositive

A. Meten van je Ademvolume (JE ZIT: RUSTIGE, NORMALE ADEMHALING)  
1. Pak de spirometer en een kartonnen kokertje.
2. Zet de wijzer van de spirometer op nul.
3. Zet het kokertje op de spirometer.
4. Adem in door je neus
5. Zet je lippen rond het kokertje, adem uit door het kokertje. 



a) Noteer in je schrift: In 5 x ademhalen heb ik ......... liter lucht uitgeademd.
                                        Mijn ademvolume (lucht die ik in 1 ademhaling in- en uitadem) is: ............. : 5 =
b) Noteer je ademvolume op het papier op het bord

Slide 10 - Diapositive

B. Meten van  je vitale capaciteit (m.b.v. spirometer)
1. Pak de spirometer en een kartonnen kokertje.
2. Zet de wijzer van de spirometer op nul.
3. Zet het kokertje op de spirometer.

4. Adem maximaal, zo diep mogelijk in.
5. Zet je mond om het kartonnen kokertje.
6. Adem maximaal, zo veel mogelijk uit, pers ook het laatste restje lucht uit je lichaam!
7. Kijk op de wijzer. Lees af hoe groot jouw vitale capaciteit is.

  










































 

Opdracht C: Hoe vaak adem jij per minuut
Ga op je eigen stoel zitten in de klas. Je ademt rustig.
Druk de stopwatch in.
Tel hoe vaak je ademt in 1 minuut (in- en uitademen is samen 1x).

a) Noteer in je schrift: Ik adem in 1 minuut …….. keer in/uit.
b) Noteer het aantal keren dat je in 1 minuut ademt op het papier van de klas.
Volwassene:
Vitale capaciteit: ong. 6 liter
Het is afhankelijk van de lichaamsbouw, of het een man / vrouw is, de conditie / de gezondheid (ja-nee roker)....
Lees af op hoeveel liter de meter staat. 

a) Noteer in je schrift wat jouw vitale capaciteit is (in liters).
b) Noteer jouw vitale capaciteit op het papier van de klas.

Bewaar het kartonnen kokertje nog even, je doet nog een andere praktijkopdracht en misschien mag je later tijdens de les nog een keer. Zet de meter op nul. 

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld: Lucht in je longen

Ademvolume:
De hoeveelheid lucht die iemand in- en uit ademt 
bij een rustige ademhaling (ong. 0,5 liter). 

Extra inademing: 2,5 liter extra t.o.v. de normale inademing.
Extra uitademing: 1,5 liter extra t.o.v. de normaal uitgeademing.

Vitale capaciteit:  
De hoeveelheid die iemand MAXIMAAL uitademt (na een maximale inademing). (ong. 4,5 liter)

Restvolume:  (Er zit altijd lucht in je longen)
De lucht die achterblijft in je longen nadat je maximaal 
hebt uitgeademd. In totaal is dit ongeveer 1,5 liter.

Longvolume = Totale longcapaciteit
Dit is de Vitale capaciteit (te meten) + Restvolume
Leren

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld: Lucht in je longen

Ademvolume:
ong. 0,5 liter = 500 ml

Extra inademing: 2,5 liter = 2500 ml extra t.o.v. de normale inademing.
Extra uitademing: 1,5 liter = 1500 ml extra t.o.v. de normaal uitgeademing.

Vitale capaciteit: 
De hoeveelheid die iemand MAXIMAAL uitademt (na een maximale inademing). (ong. 4,5 liter = 4500 ml)

Restvolume:  (Er zit altijd lucht in je longen)
ong. 1,5 liter = 1500 ml

Longvolume = Totale longcapaciteit
Dit is de Vitale capaciteit (die heb je zelf gemeten) + Restvolume. In dit geval: 6 liter = 6000 ml
Leren
Vitale capaciteit 13 jaar:
meisje: 2500  jongen: 3300

Slide 13 - Diapositive

Wat verstaan we onder ademhalen??
A
reinigen van de lucht die je inademt
B
slechte lucht inademen
C
afvalstoffen van de lucht scheiden
D
afwisselend in- en uitademen

Slide 14 - Quiz

Hoe vaak halen baby's per minuut adem
A
20-25 keer
B
30-40 keer
C
40-60 keer
D
14-18 keer

Slide 15 - Quiz

1: De vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht
die (1) per ademhaling kan worden in – of uitgeademd

2. Je vitale capaciteit is (2) dan je longvolume

A
1: maximaal 2: groter
B
1: minimaal 2: groter
C
1: maximaal 2: kleiner
D
1: minimaal 2: kleiner

Slide 16 - Quiz

1
2

1 en 4

5
Vitale capaciteit
Extra in te ademen volume
Ademvolume
Restvolume
Totaal uit te ademen volume
Longvolume
extra uit te ademen volume

Slide 17 - Question de remorquage

6
7

4

Vitale capaciteit
Extra in te ademen volume
Ademvolume
Restvolume
Totaal uit te ademen volume
Longvolume
extra uit te ademen volume

Slide 18 - Question de remorquage

1. Het ademvolume is de hoeveelheid lucht die iemand
bij een (1) ademhaling in- en uitademt

2. Water verlaat als verbrandingsproduct het lichaam door: ……..
A
1: rustige 2: plassen
B
1: diepe 2: zweten
C
1: rustige 2: uitademen
D
1: diepe 2: zweten

Slide 19 - Quiz


1. Als je inademt, adem je ongeveer 0,04 % koolstofdioxide in

2. Als je uitademt, adem je ongeveer 5 % zuurstof uit
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 20 - Quiz

Maak een grafiek van 2 ademhalingen van jezelf. 

Gebruik de gegevens van de tests. Benoem wat je hebt ingetekend.

Zie als voorbeeld de grafiek op de afbeelding (van 1 ademhaling).

Slide 21 - Diapositive